De vroegere handelsreiziger Jef Voet.
Klik op een kleine foto om te vergroten.

Jef Voet vertelde onderstaande verhaal aan Marleen Smans (º1950-†2016) en Fons Leys (º1944-†2017) in 2010, die het optekenden voor het tijdschrift Laakdalse Heemtijdingen nummer 2 van 2010 van de Laakdalse Werkgroep voor Geschiedenis en Heemkunde.
Een abonnement op het tijdschrift is te verkrijgen voor de zeer schappelijke prijs van 9€ per jaar heden 2024.


Jef Voet (º1925-†2013) woonde vroeger met zijn vrouw Treza Schoors (º1924-†2011) in Eindhout aan de Steenweg op Oosterlo.
Ze hadden vier kinderen, acht kleinkinderen en één achterkleinkind toen. Jef is altijd voyageur (vertegenwoordiger) geweest en hij kon het goed uitleggen.

Op 12 februari 1925 ben ik geboren in Eindhout. Ik ben een honderd dagen jonger dan Treza, die is van 1 november 1924. Mijn vader was een blokkenmaker (klompenmaker), maar toen hij veertig jaar was kreeg hij jicht, parkinson gelijk ze nu zeggen en toen kon hij geen blokken meer maken. Ons moe had een winkel en die blokken verkochten wij daar, soms bestelden de mensen die. Als dat lage blokken waren, moest hij daar een stuk leer over nagelen, bij hoge blokken was dat niet van doen. Hij kocht bomen op koopdagen en dan zaagden ze die in stukken van 2.5 meter en dan ging hij met een boer, Fons Van der Borgt (1894-1970)(De Grote van Trieneke), die daar tegen de Ossenstal , die stukken halen met zijn paard en kar. Dan klonken (kantelden) ze die kar en dan zetten ze die bomen daartegen. Dan maakten ze die vast en dan zetten ze die kar weer recht en zo kwamen die thuis aan. Dan werden die bij ons opeen gestapeld en dan moesten die naderhand in stukken gezaagd worden van zo'n dertig centimeter, de lengte van een blok. Dat werd gedaan met een kortzaag, maar die was zo lang als de tafel hier. We hadden dan een ezel, dat was een houten balk met twee poten onder; daar werd die op gelegd zodat die een stuk van de grond was en daar was een gat in die balk en daar werd een knuppel ingestoken, zodat die niet kon wegrollen en dan moest ge zo zagen. Met een eggerDe definitie van een egger:
Een lange houtboor om gaten in balken te boren. Het gerief bestond uit een rechte ijzeren boor die bovenaan een oog had, waardoor een houten handvat gestoken werd.
en een snijmes werden daar dan blokken van gemaakt. Onze va was een goeie klonenmaker, die had nooit iets anders gedaan. In de oorlog van '14-'18 was hij nog niet getrouwd, toen woonde hij bij zijn broer in Groot-Vorst op Steenbergen en toen maakten zij blokken en die deden ze 's nachts met de kruiwagen weg naar Diest; daar hadden ze vrienden die die blokken verkochten. Schoenen waren er in die tijd niet veel, iedereen droeg blokken, ook om naar school te gaan.
Ons moeder had winkel en die naaide, die had geen naailes gevolgd, maar die had dat uit haar eigen geleerd. Die heeft mijn broeken gemaakt tot ik mijn plechtige communie gedaan heb. Daarna kreeg ik een lange broek. Die oude moeders hadden vroeger een jak aan en daar kwamen er veel mee naar ons moe. Ze had er een heel oude losgemaakt en daar een patroon van getekend en zo kon ze dat dan snijden. Ze heeft ook veel kindskorven gemaakt, toen was er een veel kleinere bevolking dan nu. Als er dan een twintig kinderen per jaar geboren werden, moest ons moe twintig kindskorven maken, met pisdoeken en zo. Want toen ik veertien jaar was, moest ik soms naar Diest rijden met de velo voor zo'n rol stof als ze niet toekwam met wat ze bij ons geleverd hadden. Dan bond ik zo'n rol op 't stoeltje van mijn velo. Tonet Lahou leverde die rollen normaal in Veerle, rechtover de school, waar nu café De Sportgalm is en daar moest ik die dan met de velo gaan halen en dan kreeg ik een stuk chocolade, dus ik moest niet voor niets rijden. Als ons moe dan aan 't stikken was en er was volk in de winkel. moest ze weer van haar machine af komen. Wij hadden toen in de tijd nogal een goede winkel in dat laag huis op de Meir, op de hoek van Meir en Molenstraat. Als ge binnen kwam, waren er twee plaatsen: de winkel en de kamer. Er is wel een stuk afgebroken aan de kant waar vroeger de rode  brievenbus van de post tegen hing, daar was ons magazijn, want onze va heeft ook nog in voedermeel en zemelen en maïs en kiekeneten (kippeneten) en zo gedaan. Onze vader is gestorven in 1956.
Ik heb een broer die zeven jaar jonger is dan ik, onze Jan (º1932-†2023)(echtgenoot van Elza Beckers) woonde aan de Berthoutstraat en ik had ook een broer die ouder was dan ik, maar die is in '31 gestorven. Ik heb twee zusters, ons Stans (º1921-†2003)(echtgenote van Lowieke van Monneke Sels), die woonde aan de Kapelleberg en ons Lie (º1928-†2020), die woonde rechtover de Dokterspraktijk (vroeger Tandartspraktijk), zij was getrouwd met Paul Terweduwe (º1922-†2002) van Veerle, dat was een kozijn eigenlijk. Dat was een vakleraar in Tessenderlo, een meubelmaker. Dat was een fijne, die kon mooi steekwerk maken en schilderen kon die ook goed. Die heeft in de abdij van Averbode ook biechtstoelen moeten vernieuwen.
Tot mijn vijftien jaar, toen de oorlog uitbrak, ben ik naar 't college geweest in Geel. Toen moest ik stoppen. Wij hadden toen die winkel en de marchandise die ge nog kost krijgen bij Heylen, een grote firma in Heist-op-den-Berg, gingen ons Stans en ik halen met de velo, we waren geladen gelijk een muilezel. Daarna ben ik naar de vakschool gegaan en heb ik voor mekanieker geleerd, maar daar heb ik nooit veel in gewerkt. Louis Jennes, de reiziger van Heylen, kwam voor de oorlog elke week, maar na de oorlog, toen er nog niet zoveel marchandise was en alles gerantsoeneerd was, kwamen die om de veertien dagen. Toen moesten de mensen zegeltjes geven en geld daarbij, dat heeft nog geduurd tot '47-48, want ik ben in '46 bij Heylen begonnen en ik heb nog werk gehad met die zegeltjes allemaal. Die van de suiker moesten bijeen en die van de bloem, koffie was er nog niet, dat was zo'n ersatzkoffie, gebrande gerst of zoiets. Die Louis Jennes kwam bij ons in de keuken en dan draaide hij zijn litanie af: maïzena, havermout,... en koekskes en biskwies (droog gebak) en peperkoek en dat allemaal, hij zong dat af en ons moeder had de dingen die ze niet mocht vergeten al opgeschreven. Hij schreef de bestelling op en een dag of twee later kwamen ze dat met de camion leveren. Maar na een tijdje schakelden ze over op een cyclus van twaalf dagen, later van tien dagen en toen hadden ze meer reizigers nodig. Op een dag zei die Louis: "Jef, hebt ge geen goesting om voyageur te worden?" "Dat weet ik niet, zou ik dat wel kunnen?" "Dat is niet moeilijk, ik heb dat ook niet geleerd. Ge moet eerst een tijd in het magazijn werken tot ge dat kent en dan moogt ge mee rond rijden. Schrijf maar een brief naar de hoofdreiziger." Dat heb ik gedaan. Ik had toen een nicht die in Boechout werkte bij een madam die familie was van de baas Jozef Heylen. Ons moe zei toen: "Rijd eens naar Clemmeke, uw nicht, om te vragen of die madam daar niks kan aan doen." En zo heb ik van madam voorspraak gehad. Ik ben daar op 2 januari 1946 begonnen. Toen was dat nog allemaal met de velo, ik had een toernee (ronde) zo rond de deur hier. Ik heb toen de winkels gedaan, in elke straat had ge een stuk of drie winkels toen, ik had een halve dag werk in één dorp. Ik heb in Eindert gekomen, in Veerle, in Groot-Vorst,... Mijn bestelling en die van een reiziger van Tessenderlo, dat was één vracht voor de camion en die werd dan twee of drie dagen later afgeleverd. Na een tijd waart ge daar thuis en dikwijls schreef ik alles in de keuken op terwijl de dochter of zo de winkel deed. Ik kreeg dan ook soms een zjat (tas) koffie, ik heb van mijn leven nogal wat koffie gedronken! Die bestelling moest per express opgestuurd worden naar Heylen: ik had grote enveloppen en daar moest ik al die bestellingen in doen en dan moest ik hier naar de post gaan 's avonds en 's morgens om zes uur ging dat met de postauto naar Antwerpen en rond half tien, tien uur was dat al in Heist-op-den-Berg. Later deed een reiziger van een firma in Diest die gestopt was en die bij Heylen binnengeraakt was, daar bureauwerk en die reed alle dagen naar Heist-op-den-Berg en dan moest die langs hier rondkomen en mijn bestelling meepakken. Ik had vanachter een houten bakske gemaakt en daar stak ik mijn brief in, zodat die niet nat kon worden en die man niet moest binnenkomen. Als ik congé had, verwittigde ik hem dat hij niet moest langskomen. In 't begin waren wij daar wel met 32 reizigers, maar ja, het was de grootste firma van voedingswaren in de provincie Antwerpen. In Zammel en in Meerhout heb ik ook gekomen, in Balen-Neet zelfs twintig jaar. Ik reed daar toch met de velo naartoe, mijn laatste klant was tegen Balen-Wezel fabriek...
Er waren ook mannen van Heist die klanten hadden in Averbode en Zichem en zo en toen hadden ze een stafkar gekocht en daar was één bank in en daar konden ze met een man of vijf in; ze hadden ook plaats om de velo's in te zetten en die 't verste moest rijden, daar moest de stafkar bij blijven.
's Avonds kwamen die mannen bijeen in een café en dan dronken ze een pint, ze staken die velo's in de camionette en ze waren weg. Ik heb met de velo gereden van 1946. Ik heb dan nog een jaar troep moeten doen, van heel Eindhout waren er maar vier die moesten binnengaan en ik had prijs! Bij de troep vroegen ze wat ik gedaan had en ik zei: "In de voeding" en toen maakten ze mij magazijnier van de voeding. En als er dan maar zes doosjes sardienen waren en ze waren met 60, 70 man in de compagnie, dan konden ze daar niks mee doen en dan aten wij die op, de magazijnier van de munitie en ik. In '47 ben ik afgezwaaid en terug bij Heylen begonnen. Ik dacht: als ik nu eens een motocyclette (motorfiets) koop. Ik schreef een brief aan mijnheer Jozef, de grote baas, en ik vroeg een lening voor een motocyclette, die ze dan van mijn loon mochten afhouden. Eer de week uit was, had ik een brief terug dat de lening van 10.000 frank klaar lag. Met die Matchless, een type van 't Engels leger, heb ik dan gereden tot '52. In '49 zijn wij getrouwd en dan heb ik deze grond gekocht en heb ik dat huis gezet. In '51, toen ik aan 't bouwen was, kwam de hoofdreiziger en hij zei: "Ge kunt bij Heylen een auto kopen. doet gij mee?" Ik zei: "Louis, dat zal moeilijk zijn, want ik ben nog aan 't bouwen en ik moet toch zien dat ik het betaald krijg". "Maar de condities zijn wel goed: ge kunt dat kopen zonder voorschot, de firma betaalt dat, en ze houden dat met de kleine van uw loon af en dan krijgt ge kilometervergoeding." "Ik durf dat nu toch niet doen, misschien binnen een jaar of zo." Toen heb ik in '52, als ons huis er stond, een auto gekocht. Dat was een Volkswagen kever, met die twee kleine ruitjes vanachter, dat was de eerste kever in Eindhout: "Jef Voet heeft een rare auto gekocht!" Dat reed wel goed, dat was een handig autoke. Ik heb er zo twee gehad, tot in '63. Toen ben ik overgeschakeld op een Scaldia diesel en daarna heb ik nog twee Peugeots gehad. Van ene hebben ze de rechterachterkant helemaal weggereden, in Antwerpen aan een rood licht. Degene die achter mij kwam dacht dat ik doorreed, maar het was rood, hij zwenkte af en zat ertegen. Ik was daar niet goed van, toen ben ik naar huis gereden en heb ik gebeld dat ik niet kon gaan werken omdat ik onder de voet was. Toen heb ik van ginder een vervangauto gekregen, een halve camionette, daar mocht ik mee rijden tot de mijne gemaakt was. Op een week was mijn auto gemaakt en na drie weken had ik mijn geld al van de verzekering, want dat was een hoofdinspecteur van de verzekeringen die op mij gereden was en die toegaf dat hij in fout was. Hier in Eindhout ging ik naar Stafke, de vader van Jan Lavrijsen. Als de naft (benzine of diesel) opsloeg, kregen we een aangepaste kilometervergoeding. Ik schreef dat elke dag op: maandag zoveel kilometer gereden, dinsdag zoveel,...
In 't begin hadden wij een vaste wedde, later kregen we een halve wedde en een percent op de verkoop. Dat was ingedeeld in categorieën: de eerste dat was maar een klein procentje, categorie twee was al wat beter en drie, vier en vijf elke keer nog wat beter. Ik ben de vijf nooit meer kwijtgeraakt. Ik heb wel altijd mijn best gedaan, want ik heb van 't Paleis ook een 'Laureaat van de arbeid' gekregen.
Bij de klanten kwam ik altijd op mijn vaste dag, altijd ongeveer op hetzelfde uur en die wisten dan al wat ze moesten hebben. Zo was ik eens in Tessenderlo, ik had 's middags gegeten in Schoot, een gehucht van Tessenderlo, ik had vier boterhammen bij en ik kon er maar twee opkrijgen en ik voelde mij echt niet goed. Ik had nog een paar klanten gedaan, maar op enkele uren tijd voelde ik mij gereed om te sterven, om zo te zeggen. Toen ik bij Persoons binnen kwam, zag ze dat het mij niet ging en ze zei: "Hier is mijn papier met de bestelling, neem het maar mee en schrijf het thuis maar over". Ik heb toen mijn bestelling gedaan en ik heb vier dagen in mijn bed gestoken. Wij hadden zo een litanie: patattebloem (aardappelbloem), maïzena, havermout, witte bonen, rijst, pudding.... conserven: peekes (wortelen) en erwtjes, snijbonen, prinsessenbonen, voetselder, gesneden selder.... soms droom ik nog dat ik aan 't voyageren ben. En dan heb ik pech: van tijd is mijn motocyclette gepikt of mijn auto.
Ik heb meer dan een miljoen kilometers gedaan. Ik heb twintig jaar bij Heylen de voedingswaren gedaan en dan later de speciale snoep gaan presenteren. Toen kreeg ik de goeie klanten van Heylen. Dan had ik twee valiezen bij met schuifjes en daar staken we dan de chocolade in en nog een boek met foto's van fondantchocolade en in de kaskes staken we pralines en zo en dan lieten we dat zien. Voor de klein mannen hadden we wel een snoepje bij. Dat heb ik vijf jaar gedaan. Fik van Egdom had toen de toer van Antwerpen en over 't Scheld en zo en ik kwam zelf tot in Hoogstraten. Wij deden toen de beste klanten van Heylen, ik deed er zo een stuk of tien per dag. Als ze voor 500 frank kochten, kregen ze er een keukenhanddoek bij.
Dan zei ik dikwijls: "Jeanne, als ge nog een beetje meer koopt, hebt ge een keukenhanddoek meer." Na vijf jaar moest Fik alles doen: de beste klanten bleven over, de kleintjes vielen eraf. Toen richtten ze een nieuwe dienst op voor de horeca (hotels, restaurants en cafés). Toen kwamen die fabrieken overal op die middagen gaven (middageten) en de internaten van scholen en zo en die kochten niet in de winkel, die konden in 't groot kopen. Dat heb ik elf jaar gedaan, toen deed ik elke week 1.000 kilometer en ik heb nooit zelf een accident gemaakt. In '82, toen ik 57 jaar was, ben ik op brugpensioen gegaan. Met te blijven werken kon ik toen nog duizend frank per week verdienen, maar dat was ook niks.
Ik had hier natuurlijk nog mijn hof en Treza haar broer had een stuk grond tegen het Albertkanaal en daar heb ik toen patatten en kolen en zo gezet.
Hij had daar een betonnen kot op staan waar ik mijn gerief kon laten staan: ik had ginder en hier een schup (spade) en een riek en zo, zodat ik dat niet moest meesleuren met de velo.
Toen die superettes, die zelfbedieningswinkels, opengingen moesten wij soms ook gaan helpen. Zo ben ik op zaterdag gaan helpen bij de Claes in Averbode toen die openging: we moesten dan de mensen laten proeven en gaven de klein mannen ook iets. Voor de mensen was dat nieuw: ze waren gewoon van bediend te worden en sommigen lieten hun aankopen in een boek schrijven en dan kwamen ze om de week of om de veertien dagen betalen. Bij Heylen brandden ze de koffie zelf en we verkochten die in pakskes: Reina was de beste, dan was er medium en de andere was een groen pak, maar de naam ken ik niet meer. Olie en zo, dat kwam ook in vaten aan en dat tapten ze over in flessen of in bussen van 25 liter en zo. In die tijd dat we al auto's hadden, kregen we zo'n stel van de firma met reclame en dat moesten we op onze auto zetten; als we twee vijzen losmaakten konden we daar een andere plaat inzetten. Dan reden we een maand of drie met Reinalkoffie en dan met Elixir d'Amour, dat was hun merk van elixir. Ze stookten zelf die likeur en jenever. Bij Heylen hadden ze wel goeie kwaliteit. Zout en peper en kruiden hadden wij ook, peper in zakken van een kilo en zo, dat ben ik dikwijls moeten gaan halen in Westmalle, bij India. De firma was juist aan de bareel als ge van 't dorp van Heist-op-den-Berg naar Mechelen rijdt. Leon Heylen en Jozef Heylen waren gebroeders of kozijns en vroeger waren dat meulders (molenaars) geweest. Die zijn dan met voedingswaren begonnen en ik heb de Jozef als baas gehad. Zijn broer Ludovic deed in kolen en toen begonnen de mazoutstoven op te komen. In '57 hebben ze bij ons een nieuw magazijn gezet achter de dancing Fabiola op een stuk dat twee voetbalpleinen groot was. Maar die familie Heylen is uitgestorven. Jozef had twee kinderen: George heette die ene, maar die was niet echt helemaal bekwaam en toen heeft een Van Hoeck, die met de dochter getrouwd was, de zaak voortgezet, maar die is eens plots gestorven.
Ik heb ooit eens iets heel grappigs meegemaakt. Ik kwam eens in Balen-Neet bij een goeie klant van mij rond een uur of vier en die zaten daar allebei te schreeuwen en de dochter ook, in een plaats achter de winkel. "De vriend van mijn dochter is dood" zei ze. Ze liet mij de doodsbrief zien en ik zei: "Stop maar met schreeuwen, dat is een gewoonte bij 't leger, als ze afzwaaien laten ze zo'n brief drukken met mevrouw Cartouche en meneer Corvé en zo."
Ik stond ook eens in de winkel in Tessenderlo en één van de buurvrouwen kwam één ei halen, want ze ging mayonaise maken. Een beetje later was ze daar terug voor een fles fijnolie. Ik zei tegen die van de winkel: "t Is te hopen dat haar mayonaise niet mislukt, anders moet ze terugkomen voor één ei". Zo ging dat toen. We hebben vier kinderen: drie jongens en één meisje. De oudste is Willy (º1950-†2017) die is schooldirecteur geweest en is nu met ziekenverlof en dan Herman (º1953-†2010), ook een onderwijzer, die ligt op de moment in de kliniek in Edegem. (Herman is spijtig genoeg enkele dagen na dit interview overleden). Ons Jacqueline woont in Essen en onze Paul woont hier in de wijk achter de school. Ze hebben alle vier twee kinderen, de drie oudsten hebben een jongen en een meisje, de jongste heeft twee zonen. Onze Willy zijn dochter heeft al een zoon van 16 jaar.
Kleinzoon Ruben overleed door een smartelijk ongeval ook in het jaar van het interview, Jef en Treza hebben op het einde van hun leven heel wat tegenslag te verwerken gekregen.


 
 

 

 
info@eindhout.net 

sluiten X

- Copyright - Eindhout.Net
- Alle rechten voorbehouden