Het verhaal van "Maria Cares" alias "Mieke De Boel".
Klik op een kleine foto om te vergroten.
Voor een groter beeld druk op F11 - druk nogmaals op F11 om terug een normaal beeld te zien.

Mieke verloor zes van haar acht kinderen, het hele verhaal werd door Mieke verteld op het einde van 1979, toen ze bij haar dochter Francine De Boel en schoonzoon Fons Hendrickx aan de Plein te Eindhout inwoonde.

Mijn echte naam is Maria Josephina Cares, dochter van Victor Cares en Leonie Cools, maar zo zullen de mensen mij niet kennen. Schrijf dus maar: "Mieke De Boel", die herinneren ze zich nog wel.

Ik ben geboren in Schoot, een gehucht van Tessenderlo, op 27 april 1893 in een voor die tijd prachtig gebouw, het Hoog huisHet Hoog huis van Tessenderlo:
Nu kan je het bewonderen in Bokrijk.
Klik om de site te bezoeken en het gebouw te zien.
, dat nu in Bokrijk staat. Er zijn bij ons thuis 11 kinderen geweest en ik was de derde. Toen ik drie weken oud was, kwam ik bij mijn grootouders aan mijn moeders zijde in de Trichelhoek te Eindhout terecht. Daar ben ik grootgebracht.

Vanaf mijn zevende jaar ging ik naar de lagere school in Eindhout. Daar waren toen alleen maar twee meesters voor alle jongens en meisjes van gans Eindhout. Ik ging slechts vier jaar en één winter naar de school. Toch kon ik goed lezen en schrijven.
De jongens zaten langs de ene en de meisjes langs de andere kant. Jongens en meisjes naast mekaar dat mocht toen niet. Tussendoor bleef ik wel eens thuis uit de school. Dat mocht in die tijd. Men was niet verplicht de lessen te volgen.

Naar school gaan, was in die tijd niet makkelijk. 's Morgens moesten we meer dan een half uur stappen. 's Middags naar huis en dan weer terug en dat allemaal met klompenDe definitie van een klomp:
Schoeisel, bestaande uit een uitgehold stuk hout.
Om te zien hoe klompen worden gemaakt, bezoek je best het klompenmuseum te Laakdal.
Klik om de site te bezoeken.
aan onze voeten. Kwam men te laat in de school, dan moest men met de kop onder bank. De meester kletste met zijn lat op ons achterste. De meisjes, met hun lange rokken, werden daar niet zoveel van gewaar maar bij de jongens deed dat dubbel zeer. Die klaagde achteraf nogal.
Om de meisjes te leren naaien, breien en kousenstoppen kwam er tweemaal per week een juffrouw in de school.

Mieke getekend door Fons Derboven

Toen ik elf jaar geworden was, ben ik thuisgebleven om te werken op de boerderij van mijn grootouders. Dat waren brave mensen. Ze zijn altijd goed voor mij geweest. Zij boerden in de Trichelhoek met negen koeien en een koppel paarden. Janneke Cools was in zijn tijd een rijke boer moet ge weten. Op de boerderij moest ik zowat van alles doen: mest brekenDe definitie van mest breken:
Vroeger werd met een volle mestkar naar de akker gereden. Daar trok de boer met de mesthaak het mest van de kar, zodat deze in hopen verspreid over de akker kwamen te liggen, om vervolgens met een riek te worden losgewerkt en regelmatig over het land verspreid, waarna het onderploegen kon beginnen.
, aardappelen rapen, achter de ploeg staan en wat weet ik al. Zo ging dat vroeger. Ik ben bij mijn grootouders gebleven tot zij gestorven zijn.
Nadien ben ik daar bij twee ongehuwde nonkels gebleven. Ik verdiende er 25 frank per maand.
Op hun boerderij stonden vijf koeien. Die moest ik oppassen. Verder ook brood bakken, wassen en zo meer, kortom al het huishoudelijk werk van een boerin en dat was in die tijd heel wat.

In 1914, toen ik 21 jaar oud was, ben ik getrouwd met onze Fil (Theofiel De Boel). Ik kende hem al langer want wij woonde vlak naast mekaar. Eerst gingen we in Eindhout wonen, in de 'Oude zaal'. Hier werd in 1914 ons eerste kind, Jan-Baptist (Tist) geboren. Onze Fil werkte in een Luikse koolmijn en daarom zijn we naar ginder vertrokken.

Twee jaar hebben we in Luik gewoond. Ik heb daar nog in het gevang gezeten. Met Sinksen kwamen we graag naar het ouderlijke huis in Eindhout. Ik had echter geen identiteitskaart. Met een achttal personen maakten we een akkoord en gingen tot acht keer naar het Duitse Kommandatur. Telkens moesten we met de boot de Maas oversteken. Het koste ons ieder keer 5 cent. De Duitsers vroegen 10 Duitse Mark voor de identiteitskaart. We zegden dat we dat niet konden betalen. We vlogen het cachot in. Mijn broer heeft vier dagen gezeten, ik twee en de jongere meisjes maar één dag. We zaten in het groot prison van Luik, in nummer 10, ik zal het nooit vergeten. En dat allemaal voor een 'Pas'. Die moesten we aan de Duitsers toch niet betalen meenden wij. Dan maar de 'de bak' in. Dat was nog een eer. Het was er al bij al nog niet zo slecht. Ik had wat brood meegenomen maar had het niet nodig. We kregen er droog brood te eten en soep. Daar dreef soms zo veel vet op dat ik dacht 'daar heeft een Duitser in gelegen'. We vonden soms dat het in Luik beter in het prison was dan er buiten.

Zolang we in Luik woonden, ben ik veel op en afgereden naar Eindhout. Ik nam dan de tram in Ans en verder langs Sint-Truiden naar Herk-de-Stad. Vandaar ging ik te voet naar de Trichelhoek in Eindhout, dat was ongeveer 27 km enkel. Hier bakte men twee grote broden voor mij en ik kreeg ook wat bonen of wat anders mee. Voor de terugweg naar Luik ging ik te voet tot bij Verachtert in Veerle. Die ging varkens kopen in Diest en ik mocht met hem meerijden. Daar nam ik dan een manneke mee die voor één Duitse Mark mijn vracht hielp dragen tot in Herk-de-Stad, waar ik terug op de tram stapte. Ik was dan van 's morgens vier uur van huis en kwam 's avonds om negen uur terug aan in Luik. Ze kwamen mij dan afhalen aan de tram opdat ik op weg naar huis niet zou beroofd worden van mijn eetwaren. Het was gevaarlijk onderweg want in de stad heerste veel armoede, geen melkboer, geen bakker, er was weinig te verkrijgen.
In Luik ben ik ook bevallen van een tweeling. De beide kinderen Louisa Maria en Marguerite Alphonsine zijn echter gestorven, het eerste leefde 21 dagen en het tweede 11 dagen. Op het 'Comiteit' was het overlijden niet aangeven, zodat we nog een tijdje melk en brood kregen voor de tweeling. Toen ze het vernamen hebben we er wel wat last mee gehad. Wat we teveel ontvangen hadden, hebben we niet moeten terug betalen.
Toen we twee jaar in Luik woonden werd er in Eindhout bij de ouders van onze Fil ingebroken. Dieven hadden daar alles gestolen: brood, boter, de room om te karnen, kortom alle voedingswaren. Men schreef ons dat we moesten terugkeren naar de Trichelhoek en dat hebben we ook gedaan. Onze Fil ging opnieuw werken bij zíjn ouders en ik bij mijn nonkel Fil van Coolske, tot ik van onze Frans beviel. Toen zijn we naar Oosterlo (Geel) vertrokken. Dat was in 1919.

Oosterlo vergeet ik niet! Ik heb er 52 jaar gewoond. Onze Fil ging opnieuw naar de koolmijn en ikzelf boerde er wat bij. Tijdens de oogst moest onze Fil thuisblijven om me te helpen. Ik had te zorgen voor de kinderen en het werk op het veld was te veel voor mij alleen.
Nadat onze Fil thuis bleef uit de koolmijn, hebben we nog negen jaar geboerd met drie koeien in de stal. Niet alleen die koeien stierven, ook mijn kinderen. Vier zijn er overleden op negen jaar tijd. Ons Louisa (Lowiske)(°1923) overleed aan een acute keelontsteking: kroep (in de volksmond: de krop) in 1931, de helft van de klas, acht kinderen werden behandeld door een jonge dokter en zij haalden het, de andere helft werd behandeld door een oudere dokter en overleden allen. In 1934 overleed onze oudste zoon Jan Baptist (Tist)(°1914) aan een longaandoening: pleuritis (in de volksmond: waterfleurus). In 1935 overleed onze Willy (°1933) aan de stuipen.foto 4foto 5 De laatste grote jongen die ik moest afgeven onze Frans (°1919), sneuvelde in de oorlog. Dat was in 1940 bij het begin van de Duitse inval in België. Hij was 'chauffeur' van een ambulance en kreeg een panne aan zijn voertuig. Plots kwam er een bom terecht op de ambulance. 's Anderendaags was mijn zoon dood. Het waren kwade jaren voor ons. Dikwijls is het eten onaangeroerd op tafel blijven staan. De een stond soms hier te wenen en de andere daar. Vier op negen jaar, het is niet niks. Ooit zaten we met een volle tafel, nu hadden wij nog maar twee kinderen over van de acht. Mijn oudste nog levende kind ons Rosa werd door War Engelen en zijn echtgenote Julia Cools, een nonkel en tante van mij, naar hun huis gehaald. Ik had teveel meegemaakt en kon de zorg voor mijn twee overblijvende kinderen niet meer aan, enkel de jongste ons Francine bleef bij ons. Ik moest er uit ...
Nadien ben ik vijf keer naar Lourdes geweest, naar Zwitserland en naar zee. Ik moest elk jaar eens weg om het verlies van mijn zes kinderen, te kunnen verwerken. Onze Frans, de gesneuvelde soldaat, is achteraf in Oosterlo begraven met militaire eer. Een late troost.

Brood en vlaaien bakken dat deden we zelf en karnen ook. Veel uitgaan was er bij ons niet bij. Onze Fil hield daar niet van maar als hij somtijds eens wegging, dan kwam hij dronken thuis. Erg heb ik dat nooit gevonden. Toen ons Francine (°1939) gedoopt werd, hebben ze dat goed gevierd, een hele dag op café. Ik was bijna 47 jaar toen ze werd geboren en was er zeer gelukkig mee. Nu woon ik graag bij haar en amuseer me met mijn jongste kleinkind Kris.

Nog even terug naar de Tweede Wereldoorlog. In 1940 gingen we op de vlucht tot in Heist-Goor. Daar woonde een paardenhandelaar en 'De Pegger' uit Oosterlo kende hem goed. Het gezin van De Pegger, van Jefke Cruys en wij togen er op af. 't Was precies de vlucht naar Egypte. Ik moest de kinderwagen duwen waarin twee hespen lagen ...
Enkele dagen later zíjn we teruggekeerd naar huis, toen de brug over de Nete hier werd opgeblazen. Van de Duitsers hadden wij weinig last, die wisten genoeg.

Onder de mobilisatie hebben er bij ons ook Belgische soldaten gelegen, dat ware goeie mannen. Die mannen mochten kolen halen in de mess van de officieren om zich te verwarmen. Maar wij hadden kolen genoeg, onze Fil werkte in de mijn. Die mannen dronken wel graag en een buur, Vanneylen bracht maar bier aan. Maar als ze aan de fles zaten, lieten ze er altijd wat in voor onze Fil als die 's morgens thuiskwam van de mijn.

Een ander buur, 'Dikke van de Pegger' was een gezellíg figuur in Oosterlo. In de herfst zat hij in de voormiddag telkens aan de bietenhoop om te zorgen voor voedsel voor de koeien. Tegen de middag kwam hij bij ons aan de Leuvense stoof zitten om zíjn voeten te warmen en wat te slapen. Ook 's morgens als onze Fil thuiskwam van de koolmijn stapte hij bij ons binnen. Dan begon hij opzichtig zíjn haren te kammen voor de spiegel en waste daarna zijn handen en gebaarde dat hij bij ons had geslapen. Onze Fil kende 'den Dikke' echter en schonk er weinig aandacht aan.

Het was vroeger plezant op de dijk aan de watermolen. Bij het huis van Mitje stond een bank. Daar zaten regelmatig Fien van de Boer, Fien van Staf van de Pegger, Anna Van Looy en ikzelf te babbelen. Er werden ook veel moppen verteld. Daar passeerde soms ook Charel Vanneylen. Die reed met een orgeltje rond. Het was een mooi instrument waaruit Charel vrolijke wijsjes draaide. Het stond altijd buiten tot de man op zekere dag besefte dat hij er al zijn geld had in weggestopt. Maar dat durfde hij aan niemand vertellen.


In 1964 hebben Fil en ik onze gouden huwelijksjubilee gevierd. Het feest had toen plaats in de houten parochiezaal die toen naast de kerk in Oosterlo stond. Daar was veel volk op afgekomen.

In Oosterlo hebben we ook een geesteszieke van de Rijkskolonie van Geel in de kost gehad. De man had vier fietsen. Die verhuurde hij voor een kwartje (25 centiemen) per uur aan die er om vroeg. Ook haalde hij voor die het hem vroegen geneesmiddelen bij de apotheker. Was het een flesje dan bond hij dat met een koordje op zijn rug. Om een halve frank te verdienen was de man steeds paraat.
Op zekere dag is hij terug naar de Rijkskolonie te Geel vertrokken. Onze kostganger was boos omdat Fil de oogst - die nog niet rijp was - niet wilde pikken. Hij laadde al wat híj bezat op zijn kruiwagen en was voor goed weg.

Echte hobby's heb ik nooit gehad. Wel was ik een beetje nieuwsgezind. De ene keer had ik zin in kippen, een andere keer in kanarievogels, schapen of wat weet ik al. In mijn oude dag had ik mij een paar schapen aangeschaft. Eén ervan was geen 'gemakkelijk' dier. Als iemand in de schapenstal kwam, probeerde het altijd met zíjn horens te stoten. Op zekere dag was onze Fil zo kwaad dat hij het met een stok sloeg. Het dier viel dood neer. Daar had hij veel spijt van.

De voorlaatste keer dat we naar Lourdes zijn geweest, hebben we veel geluk gehad. Er was een wiel van onze treinwagon afgelopen. Zes uren lang  hebben we in het station van Bordeaux stilgestaan, totdat de defecte wagon vervangen was.
Onze Fil is ook eens mee geweest. Hij had in Lourdes veel wijn gedronken. Op den duur had hij geen frank meer over. Ik heb zelf voor hem nog een paternoster moeten kopen. Kunt ge u dat voorstellen?

Nu woon ik al negen jaar in Eindhout. Ik ben daar aangesloten bij de Bond van de gepensioneerden. Daar ga ik gaarne naartoe, vooral om kaart te spelen. Daar houd ik van. Al drie keer behaalde ik de eerste prijs in de kaartwedstrijd. Werken doe ik niet veel meer. In de zomer ga ik de oude mensen bezoeken die in de buurt wonen. Van televisiekijken houd ik ook. Ook lees ik de krant nog, zelfs liefdesromannetjes. Ja, wat moet een oud mens anders nog doen?
Met Ziekenzorg ben ik nog voor tien dagen naar Zandhoven geweest. Daar hebben we veel plezier gehad. De laatste keer was met Olga Sels. Ik ga er beslist nog eens naartoe. Nochtans, veel uitgaan en dansen dat kan ik niet meer.

Onlangs dacht ik dat ik nieuwjaar niet meer zou halen. Zó ziek ben ik geweest. Vroeger dacht ik altijd dat ik zou sterven vóór ons Francine, mijn jongste dochter, zou trouwen. Vandaag zit ík hier nog want ik voel mij opnieuw gezond. Ik heb altijd een zwaar leven gehad met veel miserie. Herbeginnen zou ik toch liever niet. Ik heb teveel meegemaakt. Als ik nu zou sterven, wel ik ben zó gereed. Toch zou ik gaarne nog wat hier blijven tot mijn kleinkinderen trouwen en wachten op vier geslachten. Ik hoop dat ik dat nog mag beleven.




En Mieke heeft het nog mogen beleven, in 1981 werd zij overgrootmoeder en dat zorgde voor een viergeslacht: Mieke - Rosa - Marina - Elly.





Mieke stamde uit een sterk ras, haar nonkel Jef Cools (Jef van Coolske) werd 94 jaar, haar peter was Jan Nijs, de grootvader van Jefke en de vader van Pol Nijs uit de Trichelhoek. We weten nu dat enkelen van het nageslacht van de familie Nijs de kaap van 100 jaar hebben overschreden.

Mieke werd geboren op 27 april 1893 te Schoot een gehucht van Tessenderlo en overleed op 17 augustus 1982 te Eindhout bij haar dochter Francine, op 27 april van dat jaar was zij 89 jaar geworden.
Haar echtgenoot, Theofiel De Boel werd geboren te Veerle op 17 november 1891. Hij was landbouwer en mijnwerker, zoon van Carolus De Boel en Maria Van Meeuwen. Theofiel overleed op 13 oktober 1971 te Eindhout bij zijn dochter Francine.


Het gezin De Boel-Cares kreeg acht kinderen:

1. Jan-Baptist (Tist), geboren te Eindhout op 3 februari 1914. Overleden te Oosterlo op 23 augustus 1934.
2. Louisa Maria, geboren te Tilleur op 17 november 1915. Overleden te Tilleur op 10 december 1915.
3. Marguerite Alphonsine, geboren te Tilleur 17 november 1915. Overleden te Tilleur op 28 november 1915.
4. Frans Victor, geboren te Eindhout op 1 november 1919. Overleden (gesneuveld) te Tielt op 24 mei 1940.
5. Maria Louisa (Lowiske), geboren te Oosterlo op 15 december 1923. Overleden te Oosterlo op 16 september 1931.
6. Maria Rosa, geboren te Oosterlo op 30 juni 1932.
7. Willy Carolus, geboren te Oosterlo op 2 augustus 1933. Overleden te Oosterlo op 22 januari 1935.
8. Juliana Francisca (Francine), geboren te Oosterlo op 13 juli 1939. Overleden te Eindhout op 12 augustus 2018

Tijdens hun verblijf in het Waalse Tilleur woonde het gezin Theofiel De Boel-Cares achtereenvolgens in de rue Malgarny (vanaf 2 september 1915); in Wathy Ferrant (vanaf 3 december 1915) en tenslotte in de rue Braconier (vanaf 4 september 1916). Na een verblijf van twee jaar in Tilleur kwamen ze terug naar Eindhout.

Dit verhaal of delen ervan zijn vroeger verschenen in het tijdschrift "Aksie" nr.1 1980 dat uitgegeven werd te Oosterlo-Geel, in het "Laakdallerke" nr.2 1982 een reclame folder die vroeger in Eindhout en omgeving werd bedeeld en ook in het contactblad "De Klomp" nr.3 2004 dat uitgeven werd door "Vrienden van het Museum v.z.w." Heemkring Laakdal.

Ik vond dat dit verhaal van mijn schoonmoeder ook een plaats verdiende op mijn site, zij en mijn schoonvader verdienden het om niet vergeten te worden.

 

 
info@eindhout.net 

sluiten X

- Copyright - Eindhout.Net
- Alle rechten voorbehouden