GEESTELIJKEN VANAF 1266 TOT 1478

Geestelijken in de parochie Eindhout vanaf de 13de eeuw.

 

Tot de 13de-14de eeuw werd de parochiekerk van Eindhout bediend door seculiere priesters. In die periode werd het patronaatsrecht van het godshuis overgedragen aan de abdij van Averbode. Dat gebeurde door Hendrik Berthout in 1252. Gedurende zes à zeven eeuwen werd de parochie bestuurd door de Norbertijnen van Averbode.

Tijdens de Middeleeuwen behoorde de parochie tot het bisdom Luik. Door de nieuwe diocesenindeling van 1559, tijdens de regering van Filips II, werd de parochie bij het pas opgerichte bisdom Antwerpen gevoegd. Vanaf 1802 behoorde de parochie tot het aartsbisdom Mechelen en vanaf 1962 opnieuw tot het bisdom Antwerpen.

 

Hierna volgt een chronologisch overzicht van de pastoors, van enkele is enkel de voornaam gekend.

 

Willem (tot 1266)

 

Nadat Hendrik Berthout in 1252 het patronaatsrecht had overgedragen aan de abdij, bleven aanvankelijk toch nog seculiere priesters het godshuis van Eindhout bedienen. In 1266 nam pastoor Willem ontslag als investitus, gaf de investituur aan abt Walter van Wezemaal en trad in de Norbertijnenorde te Averbode.

 

Godfried van Testelt (1266 - 1270)

 

Na het ontslag van pastoor Willem, stelde abt Walter van Wezemaal op 3 juli 1266 de norbertijn Godfried van Testelt voor om de vakante investituur van de kapel van Eindhout over te nemen. Hendrik ,"deken ven Beverlo en Gunsele" gaf zijn toestemming. Godfried bleef vier jaar pastoor in Eindhout tot hij in 1270 gekozen werd tot abt van Averbode. Hij was de enige pastoor van Eindhout die de abttitel zou dragen. Hij overleed op 11 september 1274 en werd als abt vervangen door Jan II van Tildonk. Wie hem in 1270 als pastoor van Eindhout opvolgde, is niet geweten. Pas 25 jaar later is opnieuw sprake van een zielenherder.

 

Arnold (ca. 1295 en 1316)

 

Een zekere Arnold wordt op 5 februari 1295 vermeld als vicarius in Yndhout in een akte waarin Arnold van Oevel een aantal goederen aan de abdij van Averbode schonk. Het waren gronden te Veerle, Oosterlo, Eindhout en Geel die hij in leen hield van ridder Johannes Berthout, heer van Geel. Op 23 mei 1296 wordt Arnold als investitus van Eindhout vermeld, in een oorkonde waarbij Elisabeth, weeskind van priester Gerard Hamersten van Wezemaal aan de abdij een huis schonk met bijhorende gronden, gelegen te Hamme in de parochie Eindhout. In het testament van Walter Lutens zoon uit 1316 wordt Arnold vermeld als curatus van Veerle en tegelijk investitus van Eindhout. In die tijd was het algemeen voorkomend dat een priester titelhouder was van meerdere parochies. De benamingen doen uitschijnen dat Arnold in Veerle als pastoor verbleef en er de diensten opdroeg en titelhouder was te Eindhout waar een andere priester de kerk bediende.

 
Johannes (ca. 1339)
 

In een begevingsakte van 19 juli 1339 waarbij Walter Luten een aantal gronden te Veerle aan de abdij van Averbode schonk, wordt melding gemaakt van frater johannes, investitus ecclesie seu quarte capelle de Endehout en in hetzelfde stuk treedt hij nog op als johannes rector ecclesie de Endehout. In dit testament was hij getuige, evenals in het testament van pastoor Arnold te Veerle, op 21 september 1339 waarin johannes investitus wordt genoemd.

 
Andreas Boeslinter (1425 - 1443)
 

Op 12 mei 1425 werd hij pastoor te Eindhout waar hij bleef tot hij er overleed op 18 augustus 1443.

 
Walter Van Kermpt (1443 - 1470)
 

Hij kwam in 1443 Boeslinter vervangen en bleef hier tot hij stierf op 20 maart 1470. Voordien was hij magister te Rukkelingen in Zuid-Limburg, nl. in de jaren 1437 - 1441. In 1467 wordt hij vermeld als Wouter Van Kermpt, persoon of pastor tot Eynthout.

 
Reinier Swinnen (1470 - 1478)
 

Reinier Swinnen bleef acht jaar pastoor tot hij in 1478 zonder toelating van de abt een pelgrimstocht naar Rome deed waarna hem zijn pastoraat in Eindhout ontnomen werd omwille van 'ongehoorzaamheid en rebellie'.

In oktober 1473 gaf paus Sixtus IV een bullen uit waardoor de abten van Park en Sint-Michiel als mede de deken van Sint-Goedele te Brussel werden aangewezen als rechters en verdedigers van de privilegiën van de Averboodse abdij. In 1475 werden de eerste twee vervangen door de dekens van Sint-Joris te Keulen en Sint-Pieter te Leuven. Deze kerkelijke waardigheidsbekleders zouden als rechters in de zaak Swinnen oordelen. Een van de voorrechten van de abt, na toestemming van bovengenoemde 'rechters', was het terugroepen en ontslaan van pastoors die hun parochie slecht of niet bedienden, tenminste als de abdij het begevingsrecht van die parochie bezat. Op 29 november 1478 maakten abt Bartholomeus Van den Valgaet bekend dat Reynerus Swinnen, investitus ecclesie seu quarte capelle de Eindhout, bedienaar van de kwartkapel van Eindhout, niet meer in de parochie aanwezig was en dat hij daardoor een inbreuk had gepleegd op de kloosterregels waaraan hij gehoorzaamheid verschuldigd was. 

Op 30 november 1478 werd Martinus Van Hodonck, investitus van Hechtel en Witheer van Averbode naar Eindhout gestuurd om daar in de pastorij te resideren en de parochie te bedienen tot Reinier Swinnen weerkeerde. Dat gebeurde op verzoek van priester Wilhelmus Crupers en kapelaan Lambert van den Kerckhof van Eindhout. Enige tijd later werd Swinnen naar de abdij teruggeroepen wegens ongehoorzaamheid tegenover de kloosteroverheid. Daarmee werd de bediening van de parochie vacant verklaard. In december 1478 droeg de abt aan de deken van Beringen de kandidatuur van Jan Roten voor.

 

Menu

geestelijken 2