13. René Dassen (1941-1970).

Edmond René Dassen werd geboren te Eindhout op 27 september 1895, als zoon van oud-gemeentesecretaris, landmeter en winkelier Jan Frans Dassen geboren te Eindhout op 15 december 1858 en Maria Catharina Boeykens geboren te Eindhout op 26 januari 1858 en er overleden op 4 maart 1900, René was de vijfde van acht kinderen. Op 18-jarige leeftijd trok hij naar Anderlecht waar hij als kleermakersgast werkte. Daar verbleef hij in de periode van 8 november 1913 tot 15 november 1916, waarna hij zich als kleermaker te Eindhout vestigde. Hij werd in 1941 dienstdoend burgemeester na het overlijden van Frans Helsen. Hij was toen 46 jaar. Datzelfde jaar werd hij door de Duitse bezettende overheid benoemd tot burgemeester van Eindhout, een beslissing die na de bevrijding werd opgeheven. Pas op 20 maart 1945 werd hij door de Belgische overheid tot burgemeester benoemd. Hij was raadslid vanaf 1933 en schepen vanaf 1939. In tegenstelling tot zijn onmiddellijke voorgangers kon hij zijn legislatuur wel verlengen. Bij besluit van 19 mei 1941 werd hij door Gerard Romsée Secretaris-Generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken aangesteld tot burgemeester. Op 28 mei 1941 richtte R. Dassen een open brief tot de bevolking van Eindhout. Daarin vroeg hij de inwoners begrip te tonen voor zijn moeilijke taak en de plichten die hij tegenover de hogere overheid moest nakomen. Hij besloot mocht ik ondervinden dat ik in mijn hoop en verwachtingen zal teleur gesteld worden en dat ik de mij opgedragen taak niet op een degelijke en juiste manier kan volbrengen, dan zal ik gaarne de plaats ruimen voor hem die meent beter de gemeente en de bevolking te kunnen dienen. Op 3 mei 1941 werden de werkzaamheden van de gemeenteraad geschorst door de Bezettende Overheid. Het bestuur werd overgenomen door het Schepencollege. De voedselbevoorrading en de rantsoenering vereiste de aanstelling van een bijkomend gemeentebediende. In april 1941 werd Frans De Jong op proef aangesteld als tijdelijk bediende voor de bevoorradingsdienst en op 1 maart 1943 werd Edmond Cuypers als tweede bediende voor de bevoorrading aangesteld. Op 1 juli 1941 werd een aanvullend politiereglement goedgekeurd "om de oogst en de veldvruchten te beschermen, tegen gebeurlijke beschadiging, roverij en plundering".

Op 1 juli 1942 werd vastgesteld dat René Dassen zeven uur per dag werkte als burgemeester van een gemeente met 1.770 inwoners. Hij ontving voortaan een jaarwedde van 12.625 fr. ten laste van de Staat (of ongeveer 1.052 fr. per maand). Op 13 juli 1943 schreef burgemeester Dassen aan de gouverneur dat hij zoveel door zijn ambt werd in beslag in beslag genomen dat hij zijn beroep van kleermaker bijna volledig had moeten overgeven.

Op 12 september 1944, kort na de bevrijding kwam de gemeenteraad opnieuw samen. Daarop werden de beslissingen van de "onwettige overheid" vervallen verklaard en dus ook het besluit van G. Romsée, waarbij de gemeenteraad werd geschorst Op verzoek van dienstdoend burgemeester, Dassen, besloot de gemeenteraad mee te helpen aan de bevoorrading van de gemeente "en mede controle uit te oefenen over de onwettige handel", want de zwarte markt tierde welig.

Er werd een onderzoek ingesteld naar het gedrag van burgemeester Dassen. Daarom werd op 25 september 1944 de raadszitting voorgezeten door Frans Van Dingenen. Alfons Belmans werd toen tot dienstdoend burgemeester gekozen i.p.v. René Dassen die "geschorst was bij ordemaatregel". Frans Van Dingenen werd tijdelijk tot schepen verkozen. Ook Edmond Cuypers, VNV-lid tijdens de oorlog, werd geschorst als bediende bij de gemeentelijke bevoorradingsdiensten. "Zijn houding als staatsburger tijdens de bezetting" werd aan een gerechtelijk onderzoek onderworpen. In zijn plaats werd Alfons Haeseldonckx op 17 oktober 1944 aangesteld. Frans De Jong bleef in functie "gezien hij zich tijdens de bezetting als goed staatsburger gedragen heeft". Op 13 december 1944 zat René Dassen opnieuw de raadszitting voor als dienstdoend burgemeester omdat het onderzoek uitwees dat hij zich tijdens de oorlog correct had gedragen. Op die vergadering werd Jozef Bastiaens tot schepen verkozen i.p.v. de overleden Alfons Belmans.

Eind 1944 had de gemeente te kampen met brandstoftekort. Het gemeentehuis en de school konden niet meer voldoende verwarmd worden. Daarom werd het hout van de Pelgrimbos op de Heikant dat eigendom was van de gemeente voor de verwarming gebruikt.

Op 16 februari 1945 werd door de gemeenteraad overgegaan tot een herziening van de beslissingen inzake het gemeentepersoneel genomen tijdens de bezetting 1940-1944. Op 17 februari 1945 was Edmond Cuypers opnieuw in dienst getreden. Op 9 april legde de gouverneur de gemeenteraad op hem te verhoren en een onderzoek in te stellen naar zijn activiteiten tijdens de oorlog. De gouverneur maakte hiermee duidelijk dat hij niet akkoord was met de raad om Cuypers aan te nemen. Op 7 mei nam Cuypers zelf ontslag omdat hij er de voorkeur aan gaf niet voor de gemeenteraad te verschijnen en verhoord te worden. Jean Geudens werd op 19 juni tijdelijk in zijn plaats aangesteld. Hierbij moet vermeld worden dat Cuypers zich niet had schuldig gemaakt aan wandaden tijdens de oorlog. Alleen zijn VNV-lidmaatschap werd hem van hogerhand verweten.

In 1944 moesten normaal gemeenteraadsverkiezingen worden gehouden. Door de oorlog, werden zij uitgesteld tot 24 november 1946. Bij die verkiezingen, evenals in 1952, werden twee lijsten ingediend. De C.V.P.-lijst van René Dassen haalde telkens zeven mandaten. Zelf had hij veruit het grootste aantal voorkeursstemmen, hetgeen op zijn populariteit wijst.

In de jaren 1946-1947 werden de naweeën van de oorlog te Eindhout weggewerkt. Op 23 mei 1946 besliste de gemeenteraad de wegen grondig te herstellen want er was veel schade toegebracht door het zwaar militair vervoer van de geallieerde. Er werd ook besloten toe te treden tot de bouwmaatschappij van Tongerlo om sociale woningen op te richten en zo tegemoet te komen aan de heersende woningnood en tenslotte werd voorzien in de bouw van twee lokalen en een turnzaal aan de jongensschool omdat die werken tijdens de oorlog waren uitgesteld.

Op 23 juli 1947 werd besloten het stoffelijk overschot van krijgsgevangene Jozef Stijnen naar Eindhout te brengen. Ook Louis Cools had het leven gelaten in de grote wereldbrand.

Tot de voornaamste openbare werken tijdens de legislatuur van burgemeester van burgemeester Dassen behoorden de uitbreiding en verbetering van het elektriciteitsnet (1948);de vergrotingswerken aan de school (1949); de nieuwe brug over de Kleine Laak op de grens met Veerle (1950); de werken aan de steenweg Meerhout-Veerle (1950); de afbraak van het laatste van het oud kerkhof en de aanleg van een parkje aan het oorlogsmonument (1950-1952); de afbraak van de tramlijn (1951) en de aankoop van de vrijgekomen gronden (1953); de afbraak van de kluis (1953) en de verbeteringswerken aan de weg Eindhout-Vorst in 1953.

In 1955 diende de gemeenteraad een protestmotie in tegen de onderwijspolitiek van de regering. Bij wijze van protest werd de zitting van 18 maart geschorst.

Bij de inhuldiging van de weg Eindhout-Meerhout, een toesprak door burgemeester Dassen. Achter hem ziet u "meester" Das en in het midden met de hoed voor de borst "meester" Cools. Ook de fanfare is van de partij. In het huis op de achtergrond was jarenlang de post gevestigd.

De inhuldiging (het lint pas doorgeknipt) van de steenweg Eindhout-Vorst aan het Paviljoen op de grens van beide gemeente. U herkent burgemeester Dassen en burgemeester Theys van Vorst.

In de jaren ´50 was er nog altijd weinig werkgelegenheid in de streek. Op 29 november 1957 besloot de gemeenteraad toe te treden tot de "intercommunale voor industrievestiging in de Zuiderkempen" en op 30 december van dat jaar werd voor het eerst onderzocht of langs het Albertkanaal een industriezone kon opgericht worden. Die plannen werden nog meer realistisch toen in 1958 voor het eerst sprake was van "de autostrade Antwerpen-Duitsland". Het jaar nadien deed de gemeente afstand van grond voor de aanleg van de snelweg.

In 1959 trad Eindhout toe tot Interkempen, de intercommunale maatschappij voor elektriciteit- en gasvoorziening. Op 24 november 1959 stemde de gemeenteraad een motie tegen de talentelling in Brussel en de randgebieden omdat zulks de verfransing zou bevorderen.

Nadat in 1954 een eerste ontwerp voor nieuwe straatnamen was opgesteld door het schepencollege, werden in 1960 weer nieuwe straatnamen voorgesteld. Bij de keuze werd rekening gehouden met de atlas van buurtwegen en de namen die nog in de volksmond bestonden. In totaal 55 straten kregen een naam toebedeeld.

In 1960 werd door de gemeente een bedrag geschonken voor het Kongocomité, bestemd voor de mensen die er waren gevlucht en in België zonder bezittingen waren gearriveerd. Op 29 november 1960 werd ook 1.000 fr. subsidie gegeven voor het koninklijk huwelijk van Boudewijn en Fabiola.

In de jaren ´60 werden een aantal buurtwegen verhard : de Kerkstraat, de Hezemeer en de Nieuwstraat (1963-1964), de Molenstraat (1967) en de Pastorijstraat (1968).

Nadat Eindhout op 6 december 1962 was toegetreden tot de bouwmaatschappij "de Zonnige Kempen" werden in 1964 de plannen goedgekeurd voor de oprichting van een sociale woonwijk aan de Heikant.

In 1964 was een wetsontwerp in de maak waarbij het Kanton Westerlo zou opgeheven worden. De vier gemeenten van het huidige Laakdal zouden bij het kanton Mol gevoegd worden en de overige gemeenten bij Herentals. Op 15 mei 1964 tekende de 14 burgemeesters van het kanton een motie tegen dit ontwerp, ook René Dassen en blijkbaar met succes want de plannen werden opgeborgen.

Op 20 maart 1967 werd het onteigeningsplan goedgekeurd van de "kanaalzone" als industrieterrein en in 1968 werd een lening aangegaan voor de waterleiding, aangelegd door de P.I.D.P.A.

Op 21 juli 1970 werd de gemeenteraad bij hoogdringendheid samengeroepen. In de loop van de dag was burgemeester Dassen overleden. Er werd een minuut stilte in acht genomen, waarna besloten werd dat de gemeente de begrafenis grotendeels zou betalen.

Burgemeester 12

Menu

Burgemeester 14