8. Jozef Helsen (1909-1922).

Deze welgestelde landbouwer uit Ham was burgemeester van Eindhout van 18 november 1909 tot 28 februari 1922. Hij volbracht de moeilijke taak de gemeente te besturen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hij werd geboren te Oosterlo-Geel op 9 januari 1848. Hij huwde te Eindhout op 17 januari 1880 met Maria Theresia Van Doninck, die ook te Geel geboren was, nl. op 14 maart 1845. Bij de verkiezingen van 1908 werd hij tot raadslid gekozen. Hij zette zich actief in voor de gemeente, hetgeen de mogelijke verklaring is dat hij een jaar later tot burgemeester werd benoemd, waar normaal één van de schepenen zou in aanmerking komen. In 1911 werd het baanvak Geel-Eindhout, gedeelte van de staatssteenweg Geel-Diest afgewerkt en in gebruik gesteld. Voor die weg werden onteigeningen doorgevoerd. De gemeente stond haar gronden echter gratis af. De kerkramen werden gedeeltelijk afgewerkt onder beheer van de kerkfabriek en er werd een toelage van 700 fr. verleend. In 1914 begon de Eerste Wereldoorlog. De burgemeester, de secretaris en de gemeente -ontvanger bleven op post. De financiële toestand van de gemeente verslechterde zeer snel en er moesten leningen aangegaan worden. In 1915 werd geleend voor een totaal bedrag van 44.000 fr. waarvan 34.500 fr. bij het gemeentekrediet. Daarvan werd 43.582 fr. als volgt uitgegeven : bevoorrading 13.965 fr.; weldadigheid 2.989 fr.; werklozensteun 25.745 fr. en de vluchtelingenhulp 881 fr. De meeste leningen werden aangegaan bij het gemeentekrediet maar er werd ook gelend van particulieren. Burgemeester Helsen leende in 1915, 2.000 fr. aan de gemeente. Ook notaris Verbist van Veerle en de Eindhoutenaars Frans Hendrickx, Vital Van Doninck, Karel Verellen, Jozef Wouters, Karel Voordeckers en Victor Wijnants hielpen de gemeente uit de hoogste nood in de periode 1914-1918.

Naar het einde van de oorlog, in de jaren 1917-1918 kwam er hongersnood in de gemeente. Daarom besloot de gemeenteraad op 15 maart 1917 de volksvoeding (soep) te Eindhout in te richten. De behoeftige inwoners die van de "volkssoep" konden genieten werden door de gemeente een toelage van 1,50 fr. per hoofd en per maand toegekend. De maximumbijdrage per maand werd vastgesteld op 450 fr. Toch werd de honger niet volledig gestild en voor een aantal mensen bleef nog één mogelijkheid over : stelen. Op 18 april werd werd boswachter Frorent De Jong aangesteld om "de menigvuldige velddiefstallen te keer te gaan". Hij moest veldwachter Aerts tijdelijk helpen bij de bewakingsdienst.

De gemeente verkeerde voortdurend in een benarde financiële situatie. Daarom werden op 26 juli 1917 een aantal perceeltjes "wegoverschot" verkocht. Op 14 augustus 1917 schreef men dat in de jaren 1914-1915 het verstrekken van de overheidstoelagen was vertraagd en er onmiddellijk in de hoogstnodige behoefte diende voorzien te worden. Daarnaast moest de gemeente waarborgen en voorschotten geven voor het aanschaffen van levensmiddelen aan het plaatselijk comité (voor hulp en voeding) dat geen andere middelen bezat dan hetgeen de gemeente verschafte. De gemeente had bovendien nog achterstallige betalingen te doen inzake verhogingen van de onderwijsbijdragen tengevolge de wet van 1914. Op 22 januari 1918 werd nog eens 18.000 fr. geleend van het gemeentekrediet voor "voedingskosten onzer medeburgers". De lening zou betaald worden, in het jaar na het sluiten van de vrede. Ook op 19 augustus 1918 en op 22 februari 1919 werd van het gemeentekrediet geld ontvangen.

De gemeentebestuurders hadden veel werk om de communale taken in oorlogstijd uit te voeren. Daarom werd op 10 mei 1918 René Dassen tijdelijk aangeworven als "bijgevoegde gemeentebeambte" aan de jaarwedde van 1.000 fr. Hij zou later te Eindhout nog een grote rol spelen, meer bepaald als burgemeester.

Op 11 november 1918 kwam een einde aan de "grote oorlog". De Eindhoutse dienstplichtige kwamen naar huis, tot grote vreugde van familieleden en vrienden. Op 4 augustus 1919 werden te Eindhout grote vrede- en soldatenfeesten georganiseerd. Ieder wijk verbeeldde een tafereel uit de oorlog. Het was een grootse dag voor Eindhout. De gemeente verleende 500 fr., een bedrag dat vergaard werd uit de inkomsten van belastingen op draaiorgels en danstenten die ter gelegenheid van Pleinkermis werd geïnd.

In 1920 werd een oorlogsgedenkteken op het dorpsplein geplaatst. De bewoners hadden een groot gedeelte van het bedrag samengebracht. De gemeente besloot op 8 juni 1920 het tekort van 2.000 fr. bij te passen.

De strijd om de vernederlandsing van de Gentse hogeschool vond ook te Eindhout haar weerslag. Op 1 mei 1920 stemde de gemeenteraad eenparig tot de "vervlaamsching van het bestuur en der Gentsche hoogeschool".

De wegen waren te Eindhout fel beschadigd tijdens de oorlog. Daarom werd op 25 november 1919, nogmaals 60.000 fr. geleend van het gemeentekrediet om de wegen te herstellen en ook om de uitgezette leningen van particulieren in de periode 1914-1916 terug te betalen. Pas in september 1921 werden maatregelen genomen om uit de slechte financiële situatie te komen. De gemeentebelastingen werden fors verhoogd, hetgeen veel protest meebracht van o.a. landbouwers die aangesloten waren bij de samenwerkende melkerij, de "kiekenkwekers" e.a.. Bij die onpopulaire maatregelen was burgemeester Helsen niet meer betrokken. Op 21 juni 1921 tekende hij het laatst als burgemeester en  op 10 november 1921 nam hij ontslag als raadslid. Schepen Marten Raeymaeckers werd dienstdoend burgemeester tot Eduard Vleugels hem opvolgde.

Burgemeester 7

Menu

Burgemeester 9