De biografie van Martine Raeymaekers.
Klik op een kleine foto om te vergroten en op de geselecteerde tekst om meer te zien.

Martine vertelde onderstaand verhaal aan Marleen Smans (º1950-†2016) in 2014, die het optekende voor het tijdschrift Laakdalse Heemtijdingen nummer 4 van 2014 van de Laakdalse Werkgroep voor Geschiedenis en Heemkunde.
Een abonnement op het tijdschrift is te verkrijgen voor de zeer schappelijke prijs van 9€ per jaar heden 2024.

 
Mijn jeugd:
Ik ben geboren in Eindhout op 27 januari 1921. Mijn moeder heette Valentine Dassen, een zus van de latere burgemeester, René Dassen. Mijn vader was Leopold Raeymaekers (Pol va Metten), veel kleinzonen werden naar hem Pol genoemd. Vader werkte in de 'Fabriek van Olen' zoals men toen het huidige Umicore noemde, moeder was naaister. Ze waren in 1918 getrouwd en aanvankelijk hebben ze ook nog wat geboerd.
De rit naar Olen moest toen met de fiets, weer of geen weer. Regenkledij bestond niet, het moest maar met een dikkere jas en als die te nat was geworden werd die op een stoel naast de stoof zo goed als mogelijk gedroogd tegen de dag nadien. Verlichting op de fiets gebeurde met een carbuurlamp die vooraan op de fiets werd geplaatst. Veel verlichten deed dat systeem niet. Die carbuur dat was iets speciaals; het was een soort poeder soms met klonters die eerst fijn moesten gestampt worden en die dan in de pot van de lantaarn werd gebracht. Daar werd dan water op gegoten en zo ontstond er een gas dat de brandstof ging worden voor de verlichting.
We waren thuis met vijf jongens en vijf meisjes, er is ook wel, zoals dat toen meer gebeurde een kindje gestorven. Van die tien leven nog Jef, Lambert, Alice en ik (Anno 2014). Ik was de derde oudste. Wij woonden in de Rundershoek, waar toen welgeteld acht huizen stonden. Moeder was 64 toen ze stierf, vader 67. Toen moeder stierf waren er nog vier kinderen thuis: Jef, Alice, Lambert en Fons (niet op de foto), maar die konden hun plan wel trekken.

De schooltijd:
Wij gingen pas vanaf zes jaar naar school, jongens en meisjes zaten samen in de bewaarklas. De schooldag begon met een gebedje, om 11.00 uur klepperde het kerkklokje dus tijd voor het angelus; dit werd gevolgd door een Weesgegroet. We hebben daar meer gebeden dan wat anders... Vanaf het eerste studiejaar kwam er de scheiding jongensschool- meisjesschool. De lagere meisjesschool in Eindhout werd geleid door de zusters van Huldenberg. Na de lagere school ging ik naar de huishoudschool in Mol-Achterbos. De eerste twee jaar mocht ik overslaan, want ik had in mijn dorp tot mijn veertien school gelopen. Het was een erg mooie tijd, ik had er veel vriendinnen. We hadden een tante in Mol en als het heel slecht weer was, kon ik daar wel eens blijven, maar normaal reed ik elke dag alleen met de fiets naar Mol. Die fietsen kan je niet vergelijken met de fietsen van nu. Altijd over veldwegen en paden. Het Albertkanaal kanaal was er toen nog niet. Je zag onderweg zelden een auto, af en toe een marktwagen, richting de markt in Mol met flanel of balenkatoen. Ik heb in Achterbos vier jaar les gevolgd waarvan tijdens de laatste twee een coupe-opleiding (snit en naad).
Stans Voet (º1921-†2003)(Dochter van Leopold en Maria Regina Henderickx, echtgenote van Louwieke Sels (º1912-†1997)) was er mijn beste vriendin. Haar ouders hadden een winkel (bij Polleke Voet) en zo had zij steeds goed schoolgerief. Stans kon niet alleen heel goed tekenen, zij was echt een slimme.

Groot verdriet in het gezin:
Oudere zus Lucie overlijdt, ze heeft in Huldenberg in 't juvenaat gezeten. Men verbleef er steevast en men mocht niet zo vaak naar huis komen. Vader is er op een dag eens naartoe geweest en vertelde later thuis dat ze niks deed dan wenen. 'Dan moet ze maar naar huis komen, dan is ze daar niet graag', zei ons moeder. Toen mijn zus, ondertussen ziek terugkwam van Huldenberg, dacht de dokter dat ze een 'waterfleurus' (pleuritis) had en we moesten een warme lijnzaadzak op haar rug leggen. Er kwam geen beterschap en uiteindelijk werd ze geopereerd in het ziekenhuis in Diest. Toen ze na een tijdje terug thuis was, kreeg ze een fel opgezwollen buik. Dokter Verwaest trok het water weg en oordeelde dat ze veel moest rusten en het liefst nog in zonnewarmte. Gelukkig kon dat bij de grootouders. Haar toestand leek te verbeteren en ze mocht een week op vakantie bij tante Alice, een zuster van moeder. Daar heeft men haar op een nacht gevonden, verward rondslepend met haar deken. Haar laatste woorden waren: 'Het wordt hier allemaal zo donker' en toen is ze gestorven, bij die tante in Berendrecht. Ze was pas 17. Eén van onze ooms had een auto en hij heeft haar naar huis gebracht. Hij kon echter met de auto maar tot aan het kapelleke van Sint-Jozef onderaan Eindhoutberg komen want het was winter en de straat naar ons huis was door boerenkarren kapotgereden. Vanuit de auto hebben ze haar op een strijkplank gelegd en haar zo naar huis gebracht. Beelden van ellende in de ontwikkelingslanden, zegt u, hier was het in die tijd en op de buiten even erg.

Trouwen:
Ik ben getrouwd met Firmin Cools. Op de foto zie je dat het een mooie man was. Wij zijn getrouwd op 28 augustus 1945, wij moesten wachten tot na de oorlog. Wij hebben vijf kinderen en eentje is gestorven net na de geboorte. Ik heb geen goede herinneringen aan hoe ze in de kliniek toen met zo'n verlies omgingen. Gestrengheid en nonnenkoude troef.
De namen van onze kinderen zijn in leeftijdsvolgorde: Jef (º1947-†2020), Pol, Hilda, Bert en Joost. Er is een verschil van vijftien jaar tussen de oudste en de jongste. Dankzij mijn schoonvader, van wie we grond erfden, konden ze hier allemaal in de buurt blijven wonen. Als er nu bij mij wat stuk geraakt of er moet wat gedaan worden springen ze allemaal in de bres om te helpen. Zonder hen kon ik hier niet alleen blijven wonen. Ze verdelen al het werk: eten brengen, was en strijk, winkelen, den hof...
Ik heb 14 kleinkinderen en 17 achterkleinkinderen. Met Kerstmis komen we nog allemaal samen. Het oudste achterkleinkind is al 18, de jongste zijn ook al meer dan een jaar, die kunnen al lopen.

Martine van de wasserij:
Op een bepaald moment hadden we van mijn schoonouders geërfd. Ik ging in die tijd naar een wasserij en zou zoiets zelf graag uitgebaat hebben. Toen hebben we met dat geld hiernaast dat wassalon laten bouwen. Er stonden acht wasmachines naast mekaar en we hadden ook twee grote droogkasten, twee droogzwierders, een mangel enz.. Zo begon ik als zelfstandige en kwam veel onder de mensen. Het was dus een wassalon, met een aparte ruimte waar men kon wachten en ondertussen een ijsje eten. Er kwamen niet alleen mensen van Eindhout, maar ook van Veerle, Vorst, Zittaart, Stelen... De meesten kwamen zelf, maar we gingen er ook thuis ophalen. Schoondochter Magda Bourbon, dochter Hilda en ik deden samen het werk. De zaak heeft gedraaid van 1967 tot 1980. Toen kon een middenstander op zestig jaar met pensioen gaan en dat heb ik gedaan. Ik heb mijn werk heel graag gedaan, maar alle zorgen: waterkwaliteit (put want er was nog geen leidingwater), ontkalkingproblemen, filterinstallaties e.d. waren er voor mij te veel aan.

De oude dag:
Mijn dagen zijn nog altijd goed gevuld, hoewel er eigenlijk niets meer moet. Ik vul graag cryptogrammen in en ik lees graag: geen romans, eerder non-fictie, biografieën bijvoorbeeld. 's Avonds kijk ik tv tot middernacht. Mijn laatste programma is Pauw en Witteman (ondertussen enkel nog Pauw), een praatprogramma. Dan heb ik nog acht uur om te slapen, dat moet volstaan.

Martine overleed op 27 september 2018 en mocht zo 97 jaar en 8 maanden oud worden, ik heb haar meermaals een bezoek gebracht en dan ging het telkens over vroeger, een prachtvrouw.
 

 

 
info@eindhout.net 

sluiten X

- Copyright - Eindhout.Net
- Alle rechten voorbehouden