1. Peter Anselmus Mangelschots (1805-1813) | ||
Hij werd geboren te Meerhout op 10 juli 1764. Hij vestigde zich omstreeks 1787 als onderwijzer te Eindhout, nadat hij er op 29 januari van dat jaar was gehuwd met Anna-Christina Giels uit Olmen. Het echtpaar zou kinderloos blijven. In het kapelaancontract van 1790 werd vermeld dat sinds kort een afzonderlijk onderwijzer zich te Eindhout had gevestigd. We kunnen stellen dat Mangelschots de eerste lekenonderwijzer was want tijdens het Oud-Regime was het altijd de kapelaan die lessen aan de kinderen verschafte. In 1787 werd Mangelschots voor het eerst vermeld toen hij goederen had geleverd voor de armentafel. In 1796 werd hij genoemd als organist en neringdoener. Naast het ambt van onderwijzer, haalde hij ook inkomsten uit zijn winkel of herberg en zoals gebruikelijk was de onderwijzer tevens de orgelspeler in de kerk. In 1796 verdiende hij als schoolmeester en organist, de jaarlijkse gage van 56 gulden en 13 stuivers. In 1802 behoorde hij tot de municipale raad waartoe de meeste schepenen van Eindhout en Ham uit het Oud Regiem behoorde. In 1805 werd hij maire van Eindhout. Op 20 oktober 1805 tekende hij in die hoedanigheid in de Registers van de Burgerlijke Stand. Uit de bronnen blijkt dat hij vrij behoorlijk zijn ambt bekleedde. Eind 1813 werd hij opgevolgd door Corneel Dassen. Hij bleef echter te Eindhout wonen. Als beroep werd rentenier, particulier of propriétaire opgetekend. Na de overdracht van zijn burgemeesterschap, bleef hij nog enige tijd raadslid en stelde zich nog tot 1830 geregeld kandidaat voor de provincieraad, waar voor hij echter nooit gekozen werd. De gemeentelijke administratie was volledig in het Frans tijdens de Franse Overheersing, een taal die Mangelschots goed onder de knie had, hetgeen blijkt uit de correspondentie die hij voerde. In 1812 schreef men van Mangelschots dat hij al 25 jaar onderwijzer was en altijd een onbesproken levenswandel had geleid. |
||
In 1808 werd de gemeente Eindhoutham opgeheven. Er waren tot dan 5 commissaires geweest zowel in Eindhout als in Ham. Burgemeester Mangelschots moest een municipale raad van acht personen vormen. Vermits van de vijf oud-laten van Ham er één was overleden en één geëmigreerd, werd de nieuwe municipale raad van de fusiegemeente Eindhout gevormd uit de vijf oud-schepenen van Eindhout en de drie overgebleven Hamse laten. |
||
De tijd van Napoleon was een droevige periode voor de plaatselijke bevolking. Uit de correspondentie blijkt dat een aantal Eindhoutse jongens die in het keizerlijk leger dienden, gedeserteerd hadden. Over de opsporing van die jongens en over hun gedrag moest Mangelschots herhaaldelijk schrijven naar de Franse overheid. Hij verkeerde in een moeilijke positie als bemiddelaar tussen de plaatselijke bevolking en de gehate bezetters. Ieder jaar moest de maire een lijst van Eindhoutse conscrits of dienstplichtigen opsturen. Op alle mogelijke manieren werd getracht niet te moeten dienen in het leger. Er werd veel gedeserteerd, alhoewel er astronomisch hoge boetes werden opgelegd. Als een conscrit kwam te overlijden werd de zaak onderzocht door een argwanende overheid, zoals het geval was met Jan-Baptist Verachtert die eind september 1808 te Eindhoutham was overleden. |
||
In juni 1813 werd Pierre François Couberghs verdacht van desertie, Mangelschots schreef aan de overheid dat hij overtuigd was dat Couberghs nog in dienst was. Hij was echter vermist vanaf 21 februari. Er waren naar hem tevergeefs opzoekingen gedaan, waarna de vader zes à zeven weken in hechtenis was genomen. Volgens Mangelschots was het helemaal niet zeker dat hij gedeserteerd was want zijn ouders hadden even voordien nog een brief van hem ontvangen waarin stond dat hij nog in Maastricht was gelegerd. Een andere Eindhoutenaar, Pierre François Vennekens was door de gendarmen als vermist opgegeven sinds 29 juni 1813. Op 13 september hadden zijn ouders een brief ontvangen waarin stond dat hij te Mainz in het hospitaal had gelegen maar ondertussen terug in dienst was. Op 20 oktober maakte Mangelschots melding van die brief want Vennekens werd nog altijd opgespoord als deserteur. In geval van desertie werden de ouders altijd aansprakelijk gesteld. Om hen enigszins te beschermen, was het blijkbaar de gewoonte dat gedeserteerde schreven dat ze nog altijd in dienst waren, in de hoop hen- hetzij tijdelijk- van represaillemaatregelen te vrijwaren. In 1811 had Mangelschots ook inlichtingen moeten verschaffen over Pierre Dens die het leger zou ontvlucht zijn. Daarbij moest hij toen een lijst opstellen van goederen die zijn ouders bezaten met het oog op de verbeurdverklaring want het gezin van een deserteur werd tot de bedelstaf gebracht door de overheid want al hun goederen werden aangeslagen en publiek verkocht. |
||
Uit de andere bronnen over Mangelschots legislatuur blijkt dat hij verder bleef onderwijzen. Hij leerde de kinderen de nieuwe catechismus, Nederlands en Rekenkunde. Ieder jaar werden ze gevaccineerd door geneesheren uit de buurdorpen want te Eindhout was toen nog geen arts. |
||
Door de vele oorlogen die Napoleon voerde, was de burgerbevolking dikwijls verplicht goederen te leveren in de legermagazijnen. Tussen 15 en 24 augustus 1809 moest de gemeente Eindhout een aantal karren en paarden leveren op de citadel van Antwerpen. De leverantie zou gebruikt worden voor de artillerie en het munitietransport. Tevens moest ook gezorgd worden voor voeder voor de legerpaarden. Er waren volgens de Franse overheid maatregelen getroffen om onmiddellijk de betaling te vereffenen. In de maanden augustus-september 1809 werden er herhaaldelijk karren vervoerd naar Antwerpen, Lier en Mechelen, bestemd voor de "armée du Nord". |
||
Herhaaldelijk moest de burgemeester van de Franse overheid een verslag sturen over politieke gezindheid van de dorpsbewoners met het oog op het voorkomen van eventuele opstanden tegenover de Franse bezetter. Op 21 november 1809 schreef Mangelschots dat er in de gemeente een "parfaite tranquillité" bestond. |
||
In oktober 1813 werd de zoon van veldwachter Raa uit Veerle dood aangetroffen in de schuur van Jan-Baptist Dassen te Ham. Hij was zwaar gewond aan het hoofd en was wellicht vermoord. Zijn vader was afkomstig van Waals-Brabant en zoals alle Franstalige ambtenaren die naar hier waren overgeplaatst, een trouw aanhanger van het regime. Mogelijk was de doodslag een daad van rebellie. Op 2 november was nog altijd geen verdachte gevonden. |
||
Verder lichtte Mangelschots de overheid in over gebeurtenissen in het dorp. Op 4 mei 1808 schreef de burgemeester een brief naar de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout waarin hij vroeg de gedetineerde Adriaan Hermans van Eindhout vrij te laten. Als hij nog langer zou opgesloten blijven, zouden zijn echtgenote, zijn 3 kleine kinderen en zijn oude moeder vervallen in "la plus grande misère"; ze zouden niet meer kunnen voorzien in de meest noodzakelijke levensbehoeften en zouden zelfs verplicht zijn hun huis en grond te verlaten. Hieruit blijkt duidelijk dat de burgemeester bekommerd was om het lot van de Eindhoutenaars. In mei 1808 was een kind gevonden in het dorp. Het werd toevertrouwd aan het Bureel van Weldadigheid, dat de taak van de vroegere H. Geesttafel overnam. Mangelschots moest iedere maand een verslag opsturen van het aantal natuurlijke kinderen. De moeder had altijd de keuze de kinderen zelf op te voeden of toe te vertrouwen aan het liefdadigheidsgesticht. De burgemeester moest ook melding maken van eventuele ongelukken die in de gemeente gebeurde. Eind 1809 schreef hij dat de schouw van het huis van Theresa Keirsmaeckers was ingevallen waarbij de weduwe was omgekomen. Mangelschots verzocht de vrederechter proces-verbaal te komen opmaken en eveneens de chirurgijn van Vorst uit te nodigen voor de lijkschouwing. |
||
Op 13 oktober 1813 werd Mangelschots voor het eerst als "maire démissionnaire"". Hij was toen ontslagnemend. Corneel Dassen nam zijn functie over, vulde de registers van de Burgerlijke Stand in en ondertekende de gemeentelijke administratie, eerst als adjoint en vanaf januari 1814 als maire. Over het motief van Mangelschots´ontslag is niets bekend. |
||