5. E.A.J. De Marbaix (1867-1888)

E. De Marbaix in academische toga.     

Edouard Alphonse Joseph De Marbaix werd geboren te Waver op 21 juni 1825. Hij studeerde te Kuregem en te Utrecht en behaalde het diploma van dokter in de veeartsenei en agronomie. Door mevrouw Vander Elst, eigenares van de Ossenstal werd hij uitgenodigd de leiding te nemen van de Ossenstal, toen een bedrijf van ca. 100 ha. Hij vestigde zich omstreeks 1853  op de hoeve waarna hij zich onmiddellijk inzette voor de verbetering van de plaatselijke landbouw. De Marbaix leerde de plaatselijke bevolking, voor het merendeel kleine landbouwers,de nieuwste landbouwinnovaties. Zijn eerste activiteiten waren het zetelen als jurylid bij vee prijskampen, het veredelen van de plaatselijke vee rassen e.a.m. De Marbaix was toen de veearts van de gemeente. Toch kon hij zich, zoals blijkt uit de verkiezingscijfers, nog niet onmiddellijk populair maken bij de bevolking. In 1857 verloor hij de "keuze" tegen de gevestigde landbouwers en herbergiers. Ook in 1860 werd hij niet verkozen. Toch kwam hij in 1861 als plaatsvervanger in de gemeenteraad en in 1864 werd hij schepen. De Marbaix huwde te Meerhout in 1858 met de 18-jarige Maria-Catharina Bongaerts. Het huwelijk werd gezegend met twaalf kinderen : Anna Maria Thomsina (1859), François(1860), Julianus(1862), Theodore (1864), Ferdinand (1866), Frederik (1868), Josepha (1870), Joseph (1871), Clemence (1873), Margaretha (1875), Adrien (1879) en Adeline Ernestine (1882). De Marbaix zette onmiddellijk spoed achter de openbare werken in de gemeente. Op 28 februari 1867 vroeg hij plan en bestek voor een nieuwe school op te maken. Op 8 juni 1867 vroeg hij de steenweg Eindhout-Veerle te mogen verharden opdat Eindhout een goede verbinding met Diest zou verkrijgen. Tevens vroeg hij een bliksemafleider op de kerktoren te mogen plaatsen en het klokkenhuis van de kerk te bevloeren. Toen de gemeente Varendonk op 13 september 1867 vroeg de brug over de Laak te herstellen, op de grens met Eindhout, antwoordde De Marbaix dat Eindhout onmogelijk kon bijdragen vermits "de gemeente veel werken wou ondergaan en daardoor de grootste reserve moest aanleggen in het gebruik van geldmiddelen".

Wat andere burgemeesters niet konden of durfden, deed De Marbaix wel. Hij richtte te Eindhout in 1867 een botermarkt op. Op 8 juni gebeurde de aanvraag, op 23 september werd het inwendig reglement van de botermarkt uitgewerkt en op 19 oktober gebeurde de eerste verpachting van het weegrecht. Ieder jaar in november werd de botermarkt voor een jaar verpacht. In oktober 1872 ging de markt al te niet.

In 1868 werd begonnen met de werken aan de eerste verharde weg te Eindhout. Het gemeentebestuur oordeelde dat de verbinding met Veerle prioriteit moest krijgen. Hierdoor kreeg Eindhout aansluiting op de belangrijke weg Diest-Veerle-Leopoldsburg. De werken werden voor 71.000 fr. toegewezen aan Van Irsel. De gemeente Eindhout moest 8.000 fr. bijdragen ; Veerle 5.000 fr. en mevrouw Vander Elst gaf 4.000 fr. Eind 1869 waren de werken voltooid. De eerste kasseiweg te Eindhout was aangelegd.

Op 7 december 1968 vroeg De Marbaix om de provincie- en gemeentebarelen af te schaffen. Dat vond hij een belemmering voor het plaatselijk verkeer. Tevens wou hij dat de streek goede verbindingswegen kreeg. Ook de waterwegen moesten verbeterd worden. Op 29 januari 1869 vroeg hij sluizen op de Grote Nete te plaatsen om scheepvaart toe te laten en omliggende gronden te irrigeren.

Op 12 juni 1869 vroeg burgemeester De Marbaix om een nieuwe school aan de zuidzijde van de oude school te mogen bouwen en op 7 augustus vroeg hij om herstellingswerken aan de pastorij te beginnen. Op 29 september gebeurde de aanbesteding voor de pastorij en op 5 november gebeurde hetzelfde voor de school. De werken aan de pastorij kostten 950 fr. De aannemer van de school was Louis Vos voor de prijs van 10.000 fr. In december 1870 was het gebouw voltooid. Het schoolmateriaal, voornamelijk het meubilair werd vervaardigd door de heer Noels van Zammel voor 1.480 fr. In 1871 werd besloten de oude school en kapelanij (onderwijzerswoning) te slopen en het afbraakmateriaal publiek te verkopen om met de opbrengst het nieuwe lokaal en de meubelen af te betalen. Beide gebouwen stonden naast de kerk op het kerkhof. De onderwijzerswoning werd kapelanij genoemd omdat de onderpastoor er tot omstreeks 1850 had gewoond.

Nadat in 1868 al de wens was geuit om een nieuw gemeentehuis te bouwen (hetgeen dertig jaar later pas zou gebeuren), werd in 1870 tijdens de bouw van de school het plan opgevat om de kasseiweg van Veerle tot in de dorpskom van Eindhout door te leggen tot Geel en Meerhout. In 1871 stemde de gemeenteraad een toelage van 500 fr. voor de aanleg van een steenweg van Veerle naar Zichem langs Averbode. Bij die werken werd de huidige Averboodse Baan te Veerle aangelegd. Eindhout had hier immers voordeel bij want zo kwam een aansluiting tot stand met het station van Zichem.

Zoals gebruikelijk in de 19de eeuw werden op verharde wegen, barelen geplaatst om tol te vragen aan voorbijtrekkende karvoerders. De opbrengst was bestemd voor het onderhoud van de wegen. Vermits De Marbaix een tegenstander was van barelen werd door de Eindhoutse gemeenteraad geen gevolg gegeven aan de vraag van de gemeente Veerle om een bareel te plaatsen op de weg Veerle-Eindhout. De overheidsinstanties gaven wel toestemming tot de oprichting. Ook Eindhout had recht op een half bareelrecht. Daarom werd op 15 februari 1873 toch gevraagd te Ham een halve bareel te mogen plaatsen. Ieder jaar werd het bareelrecht verpacht aan de meestbiedende maar omdat er niet voldoende concurrenten waren, daalde de pachtprijs. Daarom werd in december 1876 beslist om de halve bareel naar Veerle over te plaatsen omdat daar een veel hogere pachtprijs werd verworven omwille van de grotere concurrentie. De helft van de pacht zou bestemd zijn voor de gemeente Eindhout.

Vermits de gemeente Geel niets meer had laten horen over de weg Eindhout-Geel en de gemeente Eindhout niets alleen kon ondernemen, werd alle aandacht gericht op de verharding van de weg naar Meerhout. Op 24 januari 1874 werden de plannen goedgekeurd en op 18 april vroeg De Marbaix subsidie aan voor de werken. Hij schreef dat de gemeentekas leeg was en dat een gebouw van de gemeente (de Schrans) dringend moest heropgebouwd worden. Er moest echter voorrang gegeven worden aan de weg naar Meerhout. Toch werden die werken uitgesteld. Omstreeks nieuwjaar1875 stortte het bouwvallig huis "De Schrans" in en werd bedolven onder de sneeuw. De woning werd hersteld en op 31 augustus 1875 opnieuw verhuurd.

Mevrouw Vander Elst, haar meisjesnaam was Adelaide (Adèle) Meulenbergh. Ze was gehuwd met een rijk Brussels zakenman. Het echtpaar vestigde zich omstreeks 1854 in het kasteel van "De Ossenstal" te Eindhout, aanvankelijk bedoeld als buitenverblijf. Naar het einde van haar leven toe (ze overleed in 1884) verbleef ze constant in haar geliefde Eindhout. Zij verleende de gemeente geldelijke steun om de eerste steenweg naar Veerle aan te leggen, schonk legaten aan de kerkfabriek en armenbureel, gaf milde financiële steun aan het katholiek schoolcomité tijdens de schoolstrijd (1879-1884) en het was op haar initiatief dat de eerste Eindhoutse fanfare "De Vrede" werd opgericht in 1872 of 1873. Op de foto staat mevrouw Vander Elst afgebeeld in de klederdracht van de rijkere kringen in de 19de eeuw. Het portret is waarschijnlijk genomen op de pui van het kasteel "De Ossenstal". Ook de bouwvallige houten brug over de kleine Laak aan het Paviljoen op de grens met  Vorst moest opgekalefaterd worden. Op 17 april 1875 vroeg De Marbaix aan het gemeentebestuur van Vorst de brug in steen te maken en de kosten door beide gemeenten te delen. Er kwam echter geen antwoord en op 5 juni werd weer een brief geschreven waarin werd aangedrongen op een antwoord van de Vorstenaars want "wij zijn niet verantwoordelijk voor gebeurlijke ongevallen in welk geval wij verplicht zullen zijn uw nalatigheid aan de hogere overheid kennis te geven", schreef het Eindhoutse gemeentebestuur. Die brief had blijkbaar de gewenste uitwerking want op 30 december van dat jaar schreef De Marbaix dat de stenen brug over de Kleine Laak was afgewerkt. In 1878 drong de gemeente Eindhout bij de overheid aan op het gebruik van het Nederlands in bestuursaangelegenheden want slechts weinig personen in de gemeente waren het Frans machtig. In 1878 werd ook een nieuw kerkuurwerk vervaardigd door Michielsen uit Mechelen, want het oude "horlogie" was versleten. In maart 1879 werden de plannen besproken voor de verhardingswerken van de weg Eindhout-Geel met vertakking naar Zammel en Oosterlo en op 21 juli van dat jaar werd verzocht om de weg Eindhout-Vorst te verharden. Op 16 februari 1880 werd geopteerd voor het tweede plan om de weg "door den berg" aan te leggen. De aanbesteding van de weg Eindhout-Geel gebeurde in maart en van de weg naar Vorst in juli 1880. De aannemer was in beide gevallen de heer Cornelis. In de periode 1879-1884 had Eindhout af te rekenen met de schoolstrijd. De officiële school werd verlaten en er werd een vrije school ingericht. Mevrouw Vander Elst zorgde voor de nodige financiële steun.

Op 31 maart 1883 schreef De Marbaix dat alle gemeentegebouwen voorzien waren van bliksemafleiders behalve twee kleine landbouwerswoningen en de school "welke maar een veertigtal meters van de kerk verwijderd zijnde, door deze laatste genoegzaam is beschermd". In 1883 werd opnieuw het plan opgevat van de aanleg van de weg Eindhout-Meerhout-Mol. Pas in september 1885 werden de werken aanbesteed. Eind 1887 was de kasseiweg naar Meerhout voltooid.

Alhoewel De Marbaix burgemeester was, bleef hij toch ook veearts. Op 3 april 1884 schreef de secretaris dat Eindhout geen toelage wou geven aan de veearts van het kanton Westerlo, vermits de burgemeester gratis zijn diensten aan de inwoners Eindhout verschafte.

Op 4 juli 1884 werd de gemeente getroffen door een vreselijk onweer. De Marbaix schreef : de granen zoo winter als zomergranen, aardappelen in een woord, gansch de oogst welcke zooveel beloofde, is totaal door den hagel vernield. Door die ramp is onze gemeente in de grootste verslagenheid gedompeld en een gedeelte onzer landbouwers zonder persoonlijke hulpmiddelen tot armoede gebracht. De burgemeester vroeg om geldelijke bijstand voor de getroffenen. Door zijn relaties te Brussel stelde die vergoeding veel minder problemen dan toen J. B. Hollans nog burgemeester was.

In 1885 was dringend een herstelling nodig van de brug over de Kleine Laak op de grens met Veerle want de planken waren rot. De Marbaix vroeg om er kasseien te leggen en er een stenen brug van te maken. Dat voorstel werd echter niet aanvaard, omdat het te veel kostte. De herstellingswerken aan de dijk op het Huisbroek werden wel uitgevoerd. In 1887 werden twee stenen bruggen gemaakt over de Hesemeerloop aan de grens met Geel.

In 1885 vroeg de gemeente opnieuw voor de duur van tien jaar een half bareelrecht te mogen heffen op de steenweg Eindhout-Veerle. Als de buurdorpen de hernieuwing van de heffing der bareelrechten vroegen, stemde de gemeente Eindhout altijd toe, alhoewel De Marbaix een tegenstander van barelen was.

In 1888 nam De Marbaix ontslag als burgemeester na een ruzie met zijn vroegere boezemvriend, John Ward. De twist was begonnen in februari 1886. John Ward had een klein gebouw laten optrekken op een buurtweg van de steenweg naar Veerle leidend naar het Hamsbroek. Het gebouw dat gedeeltelijk op de openbare weg stond, was opgericht zonder toestemming van de gemeente. Op 20 februari 1886 werd bevel tot afbraak gegeven binnen 15 dagen. John Ward pretendeerde dat het een privé-weg was en weigerde te gehoorzamen. De Marbaix schreef dat "de reclamatie van Ward-Meulenbergh ontbloot was van allen grond".

Op 9 november 1888 tekende De Marbaix voor het laatst als burgemeester. Het gezin De Marbaix week op 29 december 1888 uit naar Meerhout. De gouvernante, Suzanne Dobson volgde het gezin. Van toen af was schepen Martinus Daems plaatsvervangend burgemeester en ambtenaar van de burgerlijke stand.

In februari 1888 gaf Eindhout toestemming een gendarmeriekazerne te Veerle te bouwen. De bouwkosten werden volledig door de gemeente Veerle gedragen maar bij eventuele afschaffing stond de gemeente Eindhout in voor een vierde van het verlies. De helft zou door Veerle gedragen worden en het andere vierde door Vorst.

De twist tussen het gemeentebestuur en John Ward duurde nog voort. Op 18 februari 1889 stuurde Daems een schets op van de ligging van de weiden van John Ward en op 3 maart schreef hij over de klachten die Ward had gedaan over het achterwege blijven van de ruiming van waterlopen (o.a. de Kleine Laak) aan zijn gronden maar die ruiming gebeurde niet zolang er nog bepaalde bomen stonden. Ward moest die bomen vellen voor 1 juni anders zou hij rechterlijk vervolgd worden.

Het is jammer dat De Marbaix, de meest verdienstelijke 19de-eeuwse burgemeester van Eindhout op die manier moest afscheid nemen van de gemeente. Ondanks alle strubbelingen zou John Ward in 1890 tot zijn opvolger gekozen worden.

Burgemeester 4

Menu

Burgemeester 6