6. John Ward (1891-1896).

John-Joseph Ward was van Engelse afkomst. Hij werd geboren te Manchester op 10 september 1845. Hij huwde te Brussel met Hortense Laubry en kwam datzelfde jaar, op 25 april in Eindhout wonen in de villa "het Paviljoen" aan de weg Eindhout-Vorst in het gehucht "Achter de Bergen". 

Hij bezat het diploma van burgerlijk ingenieur.

John Ward werd de pleegzoon van Mevrouw Van der Elst. Op de doodsbrief van Mevrouw Van der Elst stond hij als eerste vermeld en was zij zijn "mère adoptive". In 1882 werd hem toelating verleend tot definitief verblijf in ons land. In 1889 bekwam hij de grote naturalisatie. Na zijn adoptie werd aan zijn naam, de meisjesnaam van Mevrouw Van der Elst toegevoegd, zodat hij voortaan John Ward-Meulenbergh heette. Na het overlijden van zijn adoptiemoeder in 1884, erfde hij van haar het kasteel "de Ossenstal", dat hij omstreeks die tijd kwam bewonen. In 1886 overleed zijn even oude echtgenote. Hijzelf overleed tien jaar later, op 51-jarige leeftijd.

In 1891 werd hij benoemd tot burgemeester van Eindhout. Zijn enige bron van inkomsten betrok hij uit de landbouw, nl. de opbrengst van zijn gronden. Hij was de enige verkiesbare voor de senaat in de gemeente. Daarvoor moest een hoge belastingssom betaald worden, hetgeen op zijn welstandwijst. Uit bronnen over de legislatuur van Ward blijkt dat hij weinig openbare werken aanvatte, veel afwezig was en blijkbaar het werk aan anderen overliet. Zijn populariteit bij de plaatselijke bevolking had hij te danken aan het feit dat hij de aangenomen zoon was van de onvolprezen Mevrouw Van der Elst. Na het verdwijnen van De Marbaix was hij de enige "grote heer" in het dorp maar het burgemeestersambt lag hem blijkbaar niet. Het meeste werk werd gedaan door schepen Lodewijk Huypens en secretaris Dassen.

De winter 1890-1891 was uiterst streng. De gemeente moest veel bijdragen om de hoogste nood te lenigen. In maart 1891 werden o.a. plantaardappelen uitgedeeld aan de "kleine landbouwers" die zoveel van de strenge winter hadden te lijden gehad. Op 17 maart 1891 vroeg de gemeente een buiten gewoon krediet voor kleine landbouwers en landbouwwerklieden.

In juli 1890 werd voor het eerst vergaderd over de aanleg de tramlijn. Ook in de volgende jaren werd er beraadslaagd over de tramweg Turnhout-Kasterlee-Geel-Eindhout-Veerle-Zichem met een vertakking van Oosterlo naar Westerlo. De aanvraag was gedaan door de gemeente Turnhout, Kasterlee, Geel en Veerle. Er was ook een traject voorgesteld van Turnhout naar Mol en Westerlo. De burgemeester zei dat de gemeente niet kon tussen komen in het avontuur dat de andere gemeenten wilden lopen met de hulp van de provinciale overheid. Hij zag het nut van een tramweg niet in.

In 1892 werd de wet gestemd op het meervoudig algemeen stemrecht waardoor alle meerderjarige mannen naar de stembus mochten. Op 22 september stelde secretaris Jan Frans Dassen de lijst op voor Eindhout.

In februari 1893 werd het dorp geteisterd door een epidemie van pokken. De familie Mariën in de Trichelhoek was zwaar aangetast. Het was verboden dat huis te bezoeken. Daarom lieten alle mensen van de Trichelhoek(± 200) zich vaccineren. Op 7 maart waren te Eindhout in het totaal al 500 inentingen gedaan.

In mei 1894 werd er ijzererts vervoerd over de weg Eindhout-Vorst. De straatstenen werden erg beschadigd. John Ward richte een eis tot schadevergoeding tot de Waalse firma Pompen die vertegenwoordigd werd door de heer Renders uit Tessenderlo. In 1897 zou de weg Veerle-Eindhout beschadigd worden door ijzerertsvervoer. De firma Hansen uit Vorst werd toen aansprakelijk gesteld. De herstellingswerken werden geschat op 1.900 fr.

Op 27 augustus 1896 vervaardigde de burgemeester het verbod uit om metingen te Eindhout te organiseren. Deze maatregel werd gerechtvaardigd door het feit dat samenkomsten te Veerle en Herselt tot grote wanordelijkheden hadden geleid en den toestand der geesten in de gemeente kennende....., zou hier hetzelfde kunnen gebeuren, aldus John Ward.

In 1896 werd door een politieverordening bepaald dat de "zoom" der steenwegen te Eindhout moesten voorbehouden blijven aan voetgangers en fietsers want de eerste rijwielen verschenen in het dorp. Een aantal "zoomwegen" werden geëffend in de maanden augustus en september 1896.

Door het steeds sneller wordend verkeer zou het ook gevaarlijker worden op de wegen. Vroeger gebeurden echter ook dodelijke ongevallen zoals in 1896 toen Lambert Hoes werd verpletterd onder een kar.

John Ward overleed op 5 oktober 1896. Volgens de mondelinge overlevering was hij tijdens zijn laatste levensjaren zwaar aan de drank.

Burgemeester 5

Menu

Burgemeester 7