INLEIDING | ||
De naam `Eindhout´werd afgeleid van `ende-holt´, wat zoveel betekend als `het einde van het bos´."Eertijds werd geschreven Endehout en nog vroeger Endeholt", zo zegt A. Heylen in zijn `Historische Verhandeling over de Kempen´. |
||
Later, wanneer de taal meer ging afwijken van het Duits, veranderde `holt´ dus in `hout´. In de volkstaal werd Endehout, Eynthout, Einthout of Indhout, vervolgens Endert of Eyndert, wat nog terug te vinden is in diverse oude stukken. |
||
Eindhout zou al tamelijk oud zijn. Volgens het boek van A.F.J. De Laet : `Turnhout, de Hoofdstad der Kempen´, zou er al in het jaar 422 sprake zijn geweest van `Anistesta´, wat voor Eindhout staat. |
||
In 1203 was er ook een heer Willem van Endehout, die zijn rechten op de goederen van de abdij van Tongerlo aan de abt afstond. (Bron: Geschiedenis der Abdij van Tongerlo). |
||
De eerste geschreven documenten dateren pas van de 13de eeuw. |
||
Eindhout behoorde toen toe aan het Land van Geel, waarover achtereen volgens de families Berthout (ca 1155-1366), Van Hoorne (1366-1484), de Merode (1484-1601), Van Wittem-Van den Berg (1601-1640), Van Lorreinen (1640-1761) en de Rohan (1761-1795) de heerlijke rechten bezaten. De Franse Revolutie maakte schoon schip met al deze bezitstructuren en zorgde voor burgerlijke overheden (zie: `geschiedenis´). |
||
Op 31 december 1976 hield de gemeente Eindhout op te bestaan en vanaf 1 januari 1977 is het een deelgemeente van LAAKDAL. |
||
Zoals dat op vele plaatsen gebruikelijk is, kregen ook de inwoners van Eindhout een bijnaam: `de Tutten´, ook wordt in ons dorp dialect gesproken het EINDERTS DIALECT. |
||
De vroegere onderwijzer en latere burgemeester Louis Cuypers, was de componist van het lied "Eindhout, mijn dorpken". | ||
Tegenwoordig telt het dorp ongeveer 4000 inwoners, die in zo´n 1500 woningen zijn gehuisvest. |
||
Eindhout, mijn dorpken. |
||
Eindhout, mijn dorpken, u zing ik dit lied; |
||
´t zij u ten beste gegeven! |
||
Mochte het lied, dat ik heden u bied, |
||
Dat mij zo blijde de gorgel ontschiet, |
||
Harten van heimwee doen leven! |
||
Eindhout, mijn dorpken, zo lief en rein |
||
Dat onze wieg hebt gedagen |
||
En waar ons later een grafstee zal zijn, |
||
´k zing u ter ere, mijn dorpken zo klein. |
||
Nergens kan ´t meer ons behagen. |
||
Eindhout, mijn dorpken, steeds ben ik bereid |
||
Blijk van gehechtheid te geven |
||
U zij ons werken en zwoegen gewijd |
||
Lijden, verblijden, ja al toegewijd |
||
Lieven en leven en streven. |
||
Eindhout, mijn dorpken, met bos en landbouw |
||
Immer ligt gij mij aan ´t harte; |
||
Immer, dat zweer ik, in blijdschap of rouw |
||
Immer, ja, blijft u mijn liefde getrouw |
||
Immer in vreugde en in smarte. |
||
Eindhout, mijn dorpken, met heide en wei |
||
Immer zal ik u gedenken |
||
Heden en later, wanneer dat ik mij |
||
Oud en gebroken, voel sterven, en gij |
||
Mij een rustplaats zult schenken. |
||
|