DE EERSTE ONDERWIJZERS | ||
DEEl 2 : HET ONDERWIJZEND PERSONEEL. |
||
Nadat de kapelaans van Eindhout het onderwijs hadden verzorgd gedurende de 17e en 18e eeuw, kwamen er in de periode 1787-1908, vijf lekenonderwijzers naar Eindhout. In deze bijdrage zullen we van hen een korte levensloop schetsen. Zij gaven les aan alle kinderen van Eindhout, zowel aan jongens als aan meisjes. Daarna volgt een lijst van hun opvolgers vanaf 1908. |
||
1. DE EERSTE VIJF ONDERWIJZERS. |
||
1. PETER MANGELSCHOTS (1787-1822). |
||
Hij werd geboren te Meerhout op 10 juli 1764 en vestigde zich in 1787 als onderwijzer in Eindhout. In 1796 werd hij vernoemd als organist en tevens als neringdoener of handelaar. Hij bleef les geven tot 1822 toen Corneel Goossens hem opvolgde. In de periode 1805-1813 was Mangelschots burgemeester ("maire") te Eindhout. |
||
2. CORNEEL GOOSSENS (1822-1867). | ||
Op 25 oktober 1823 kreeg Corneel Goossens die hier toen al een jaar les gaf; definitief toelating van de provinciale commissie om in Eindhout de kinderen te onderwijzen. Hij werd geboren te Werchter op 15 juli 1796 en huwde er met Joanna Maria Strooybants. In 1822 vestigde hij zich met zijn gezin te Eindhout in het Dorp. Hij werd hier op korte tijd schoolmeester, koster, organist, ontvanger van het Weldadigheidsbureel en lid van de kerkfabriek. Zijn echtgenote baatte een winkel uit aan het dorpsplein. Op 25 augustus 1937 werd hij ook benoemd tot gemeenteontvanger, waarna hij het ontvangerschap van het liefdadigheidsgesticht opgaf. In de periode 1845-1860 moest die ambtencumulatie jaarlijks door de gemeente ter goedkeuring aan de provincie voorgelegd worden. Het motief voor die cumulatie was dat de gemeente te klein was, een tweede ambtenaar te veel koste en het onmogelijk was met de opbrengst van één ambt "een bestaan te vinden". |
||
Alhoewel Corneel Goossens ononderbroken had school gedaan werd hij pas in 1844 door het "Belgische gouvernement" definitief benoemd. Zijn zoon Louis behaalde in die periode met grote onderscheiding zijn onderwijzersdiploma aan de "kweekschool" van Anderlecht. Tijdens het schooljaar 1846-1847 gaf Louis samen met zijn broer Lambert voor het eerst les als hulponderwijzer of ondermeester in de Eindhoutse school. Daarbij leerde Louis zijn niet-gediplomeerde broer hoe hij een klas moest leiden. In oktober 1847 werd Louis overgeplaatst naar Anderlecht. Hij zou later onderwijzer worden te Veerle. Vader Corneel Goossens vroeg toestemming om zijn andere zoon Lambert als hulponderwijzer te mogen behouden,want hij had al veel "bekwaamheid opgedaan bij zijn broer Louis" en hij vroeg geen bijkomende vergoeding van de gemeente voor de diensten van zijn zoon die hij te zijne laste zou nemen. De gemeente verleende haar goedkeuring aan dit voorstel en vanaf het schooljaar 1847-1848 was Lambert ondermeester in Eindhout. Die regeling werd bij K.B. van 28 januari 1850 goedgekeurd waarna Lambert op 23 maart van dat jaar door de gemeenteraad tot ondermeester werd benoemd. |
||
In 1861, toen Corneel Goossens de leeftijd van 65 jaar had bereikt, kondigde hij aan dat hij ontslag zou nemen, zijn pensioen aanvragen en de taak van "bovenmeester" zou overlaten "aen zijnen zoon assistent", maar blijkbaar kon hij nog niet onmiddellijk scheiden van de Eindhoutse jeugd want pas eind 1867 nam hij ontslag, nadat hij gedurende 44 jaar de school had bestuurd. |
||
3. LAMBERT GOOSSENS (1868-1879). |
||
Lambert Goossens was geboren te Eindhout op 12 april 1823 als tweede van de negen kinderen van Corneel Goossens ; zijn oudere broer Louis was nog geboren in Werchter op 5 mei 1921. In 1843 begaf Lambert zich met de andere lotelingen naar Geel en had tegenslag want hij lootte zich "erin". Zijn welgestelde vader kon hem vrijkopen door een plaatsvervanger te betalen, nl. Jan Baptist Verhoeven uit Schriek. |
||
Op 31 december 1867 werd Lambert voorgesteld om zijn vader als hoofdonderwijzer te vervangen, hetgeen bepaalde moeilijkheden gaf omdat Lambert geen diploma of brevet van onderwijzer had. De gemeenteraad argumenteerde dat hij in 1850 wettig benoemd was tot ondermeester, waarna hij aan alle conferenties had deelgenomen en in de pensioenkas van het lager onderwijs had bijgedragen. Op 1 februari 1868 werd hij uiteindelijk benoemd tot "bovenmeester". |
||
Aanvankelijk was hij de enige leerkracht in de school. Toch kreeg hij spoedig hulp van een ondermeester. In 1876 verdiende de bovenmeester van Eindhout 1210 fr. per jaar en de hulponderwijzer 900 fr. Lambert Goossens was, zoals zijn vader ook koster- organist en winkelier en was "fabrikant van kandelaars". Hij huwde op 16 september 1877 met Nathalie Thaels en er werden drie zonen geboren, waaronder Victor (° 1881), de latere koster en gemeenteontvanger. Na de liberale schoolwetten in 1879, aan de vooravond van de schoolstrijd, nam Lambert ontslag "om gezondheidsredenen". Hij overleed te Eindhout op 1 april 1899 en genoot dus nog twintig jaar van zijn pensioen. |
||
4.JOZEF VERELST (1879-1908). |
||
Op 29 mei 1877 was hij aangesteld tot ondermeester in Eindhout nadat de benoeming van Louis Van Eynde niet was goedgekeurd. In 1879 nam hij ontslag als onderwijzer in de gemeenteschool en werd "meester" in de vrije school en na vijf jaar die vrije school bestuurd te hebben, werd hij in 1864 hoofdonderwijzer van de aangenomen school. |
||
Hij werd geboren te Berlaar op 19 februari 1850 en huwde te Eindhout met de 18 jaar oudere Maria-Catharina Van Dingenen. Het echtpaar kreeg één zoon, de latere gemeentesecretaris Frans Verelst. |
||
Louis Aerts, één van zijn oud-leerlingen, verklaarde dat Verelst een bekwaam onderwijzer was die gezag had bij de kinderen. Tussen half twaalf en twaalf uur gaf hij bijlessen Frans. Zijn stokpaardje was echter de geschiedenis en vooral over het verleden van Eindhout vertelde hij veel. |
||
In 1899 stuurde "meester" Verelst een verslag naar de bisschop over de toestand in de parochie. Daarin leverde hij een korte geschiedkundige bijdrage, waarin hij de gebeurtenissen tijdens de schoolstrijd beschreef. Op 23 april 1905 ontving hij het burgerlijk ereteken eerste klas omwille van zijn 33 jaar trouwe dienst als onderwijzer. Nadat hij in 1908 ontslag nam, bleef hij te Eindhout wonen waar hij overleed op 6 juni 1921. In die tijd was hij nog voorzitter van de kerkfabriek. |
||
5. LOUIS CUYPERS (1908-1922). | ||
Hij werd geboren op 28 maart 1866 te Meerhout, waar hij nog woonde toen hij op 1 oktober 1899 hulponderwijzer werd te Eindhout i.p.v. Frans Oeyen. Hij was "gediplomeerd onderwijzer der geaggregeerde normaalschool te Mechelen". |
||
Hij huwde op 4 mei 1897 met de Antwerpse Maria Juliana Dufraing en op 23 januari 1910 werd zijn zoon , Jozef Armand geboren, die later priester werd. |
||
Hij had een ruime culturele belangstelling waaruit liefde bleek die hij voor zijn dorp, Eindhout koesterde. Hij was de eerste heemkundige van het dorp. Van hem wordt "een historische schets" over Eindhout bewaard, daterend van 1912. Hij is ook de componist van het lied "Eindhout, mijn dorpken" dat hij aan de schooljeugd leerde en ook andere volkskundige liedjes en gedichten waren zijn werk. Zijn muzikale interesse uitte zich in het dirigeren van de Eindhoutse fanfare. Door zijn leerlingen werd hij lachend "het bokkenbaardje" genoemd omwille van zijn puntige kinbegroeiing, maar zelf noemde hij de kinderen ook altijd bij de bijnaam van hun vader of moeder. |
||
Op 1 februari 1908 volgde hij Jozef Verelst op als hoofdonderwijzer. Dat jaar werd, zoals vermeld, de school gesplitst in een jongens- en meisjesafdeling, zodat Louis Cuypers voortaan alleen nog het mannelijk deel van de Eindhoutse jeugd onder zijn hoede had. Hij werd dat jaar als hulponderwijzer tijdelijk vervangen door Lambert Raeymaekers, want pas in 1917 kwam er een tweede jongensklas bij. In 1923, na 34 jaar onderwijs te Eindhout, nam Louis Cuypers ontslag, hetgeen aanvaard werd op 30 september door het schoolcomité en op 5 oktober door de gemeenteraad. Dat ontslag betekende echter niet dat Louis Cuypers "op rust" ging want in de jaren 1927-1932 was hij nog burgemeester te Eindhout. |
||