ONDERWIJS TUSSEN 1879 EN 1884

2. DE SCHOOLSTRIJD (1879- 1884).

 

Na de verkiezingen van 11 juni 1878 verkregen de liberalen de absolute meerderheid in het Parlement. Op 21 januari 1879 werd door de radicaalliberale onderwijsminister P. Van Humbeeck een wetsvoorstel ingediend waarin o.a. werd bepaald dat iedere gemeente tenminste een officiële staatsschool moest bezitten en geen vrije school mocht aanvaarden of subsidiëren. Alle onderwijzers moesten een diploma hebben van een officiële normaalschool en het godsdienstonderricht werd van het programma geschrapt en overgelaten aan de zorg van de gezinnen en de bedienaren van de eredienst. Een schoollokaal werd daartoe voor of na de lesuren ter beschikking gesteld. Tot benoeming in een gemeentelijke school kwamen gediplomeerden van katholieke kweekscholen niet meer in aanmerking. Alleen onderwijzers van officiële normaalscholen mochten er onderwijs verstrekken. Ondanks de heftige katholieke druk tegen de "goddeloze scholen", trad de nieuwe wet in voege op 1 juli 1879.

Onmiddellijk na de stemming van de wet trof het episcopaat strenge maatregelen. De pastoors kregen verbod nog sacramenten toe te dienen aan het onderwijzend personeel en aan ouders die hun kinderen naar de officiële scholen "zonder God" stuurden, en tevens kregen ze de opdracht in hun parochie een vrije lagere school op te richten.

Door deze uitermate harde maatregelen namen veel onderwijzers ontslag uit gewetensbezwaren en kwamen velen hun diensten aanbieden in de nieuwe vrije scholen. Ook de ouders durfden hun kinderen niet meer naar de officiële scholen sturen, waardoor de gemeenteonderwijzers op het platteland spoedig voor lege banken stonden. In Vlaanderen werd het lager staatsonderwijs nagenoeg verlaten.

Hoe verliep de schoolstrijd in Eindhout ? Op 1 augustus 1879 werd door pastoor Van Autenboer "het schoolcomiteit" opgericht. De bedoeling van dit comité was te voorzien in de oprichting van een vrije katholieke school in de gemeente en te zorgen voor de nodige financiën om dit doel te verwezenlijken. Vermits het officieel onderwijs in de school in het dorp werd ingericht, moest het comiteit zorgen voor een ander lokaal. Op 30 augustus 1879 schreef men aan de gouverneur dat te Eindhout geen lokaal van de kerk zou gebruikt worden om een "private school" op te richten want men was al bezig om een burgerhuis om te bouwen. Het was de woning van Karel Sels die door mevrouw Vander Elst voor 10 jaar werd gehuurd aan 150 frank per jaar. Het voornaamste probleem van het schoolcomité dat uit 16 leden bestond, was het bekomen van geld vermits er geen subsidies werden uitgekeerd. Dat probleem werd voor een groot deel opgelost door mevrouw Vander Elst die aanzienlijke sommen aan het comité schonk. Daarnaast werd maandelijks een "rondgang" in het dorp georganiseerd om steungeld te vragen bij de plaatselijke bevolking en in iedere herberg werd een "kas" geplaatst, waarin de mensen een bijdragen konden storten.

Op 30 augustus 1879 weigerde de pastoor, de onderpastoor, meester Goossens en ondermeester Verelst om godsdienstonderricht te verstrekken in de officiële school waardoor die lessen niet konden gegeven worden. Op 6 september namen Lambert Goossens en Jozef Verelst ontslag als onderwijzers, de eerste om "gezondheidsredenen", de tweede om in het vrij onderwijs te gaan. De ambten in het gemeenteschool werden vacant verklaard. De hoofdonderwijzer van de officiële school zou een jaarwedde van 1500 fr. ontvangen, de hulponderwijzer 1000 fr., het geen bijna het dubbele was van hun collega´s in de vrije school.

De heer Van de Poel werd benoemd tot onderwijzer in de gemeente school, alhoewel hierover nergens melding wordt gemaakt in de gemeentelijke administratie. Die benoeming werd doelbewust op de lange baan geschoven. Op 14 oktober werd hierover door de gemeenteraad vergaderd. De kandidaat werd echter weggestemd en dus niet benoemd. We twijfelen er zelfs aan of die benoeming ooit officieel door de gemeenteraad is erkend. Op 15 november 1879 verzocht de gemeenteraad aan de gouverneur om alleen een hoofdonderwijzer te benoemen en geen ondermeester om geen nutteloze uitgaven te doen die zwaar op de gemeente zouden drukken want de school was bijna helemaal verlaten. Twee onderwijzers voor drie leerlingen zou inderdaad zinloos zijn, want alleen de drie kinderen van boswachter Verwimp waren in september ingeschreven voor de officiële school. Zijn aanvraag voor kosteloos onderwijs voor zijn kinderen werd weggestemd door de armen- en gemeenteraad. Vader Verwimp nam deze beslissing niet en schreef naar de gouverneur dat de armenraad van Eindhout besloten had de ouders van kinderen in de gemeenteschool uit te sluiten van onderstand, hetgeen gebruikt werd als drukkingmiddel om arme ouders te dwingen hun kinderen naar de vrije, katholieke school te zenden. Nadat de gouverneur de gemeenteraad hierover om uitleg had gevraagd, schreef burgemeester De Marbaix dat door geen enkel lid van de armenraad druk was uitgeoefend om de kinderen te verplichten de gemeenteschool te verlaten en de lessen in de vrije school bij te wonen.

Er was echter wel degelijk druk uitgeoefend om de gemeenteschool te verlaten. Met alle middelen werd het officieel onderwijs tegengewerkt. Zelfs de schoolmeubelen en -benodigdheden waren uit de school weggehaald en overgebracht naar de vrije school. Op 28 november 1879 kreeg de burgemeester de vermaning van de gouverneur om alles weer zo snel mogelijk terug te plaatsen en op 2 december schreef De Marbaix ( in het Frans ) dat de schoolbenodigdheden opnieuw ter plaatse waren.

Het eerste schooljaar 1879-1880 bezochten de drie jongens van Verwimp de officiële school. Het gemeentebestuur schreef in 1880 met enige ironie: "het personeel van het onderwijs is voltallig en bestaat uit enen hoofd- en enen hulponderwijzer, hebbende in het geheel drie mannelijke leerlingen".

Tijdens het schooljaar 1880-1881 was er ook geen sprake meer van een hulponderwijzer en op 1 oktober 1881 nam ook A. Van de Poel ontslag, waarna op 10 oktober door de gemeenteraad gevraagd werd de vakante plaats in het staatsblad te berichten.

Op 12 november 1881 benoemde de gemeenteraad Corneel Van den Heuvel tot onderwijzer in de gemeenteschool. Zijn voorganger Van de Poel was te Diepenbeek onderwijzer geworden en tevens was er sprake van Alfons Bastiaans die tot hulponderwijzer in Turnhout-Centrum werd benoemd. Wellicht was hij in 1879-1880 ondermeester in Eindhout geweest.

Corneel Van den Heuvel gaf in het schooljaar 1881-1882 les aan zeven leerlingen. Hij verdiende toen 1771 fr. per jaar, nl. een vaste wedde van 800 fr., een "veranderlijk inkomen" van 771 fr. en een schadeloosstelling van huishuur van 200 fr. Vanaf 1881 was de schoolstrijd te Eindhout over haar hoogtepunt heen en bleken beide partijen toleranter tegenover elkaar te staan.

Hoe was de toestand in de vrije school? De school, gevestigd in het huis van Karel Sels, werd in de periode 1879-1881 bestuurd door Jozef Verelst alleen. Hij was de enige onderwijzer en had slechts een geringe jaarwedde van 550 fr. Mevrouw Vander Elst betaalde het loon. Op 10 september1882 werd, op wens van deze "liefdadige mevrouw" een andere hulponderwijzer benoemd, nl. Frans Oeyen  i.p.v. Van Gael. In 1882 kocht ze het voordien gehuurde huis van Karel Sels aan en liet het herstellen en verbeteren. Er werden twee lokalen ingericht en het huis werd "in de hoogte geplafonneerd". Op 8 november 1883 werd de vrije school met de twee lokalen plechtig gewijd door E.H. Mombaerts, deken van Geel. In 1884 verloor de vrije school haar groot begunstigster want dat jaar overleed Adelaïde Vander Elst-Meulenbergh. Het schooljaar 1883- 1884 werd door het schoolcomité opnieuw met een deficit afgesloten. Nu werd het tekort bijgepast door haar aangenomen zoon, John Ward-Meulenbergh. Voordien werd het jaarlijkse tekort altijd door mevrouw Vander Elst bijgepast.

Het voornaamste probleem van de vrije schoolwas het samenbrengen van de nodige financiën voor de wedden van het personeel, de schoolbenodigdheden en de huishuur. De enige toelage die van het gemeentebestuur kon bekomen worden, was de bijdrage voor het kosteloos onderwijs van de "arme" kinderen. Eind 1882 besliste de gemeenteraad een onderwijswoning te bouwen. Hiervoor kwam echter geen toestemming vanwege de overheid. Was het de bedoeling in dat nieuwe huis de vrije school in te richten of was de woning bestemd voor Corneel Van den Heuvel zodat niet meer ieder jaar 200 fr. aan hem moest betaald worden als schadeloos stelling voor huishuur ? 

Op 4 januari 1884 verzocht Jozef Verelst "de privaatschool dezer gemeente in te schrijven op de lijst der onderwijsgestichten" omdat de vrije school aan de voorwaarden voldeed. Hiermee hoopte hij toch enige subsidie te verkrijgen, maar het was niet meer nodig want de schoolstrijd werd dat jaar beëindigd.

Bij de kamerverkiezingen van 10 juni 1884 haalden de katholieken opnieuw de meerderheid, tot grote tevredenheid van het merendeel van de Eindhoutenaars. Jozef Verelst schreef dat in 1884 "gelukkiglijk de algemene verlossing plaatshad door de val van het liberaal dwangministerie". Op 23 juli 1884 werd door minister Jacobs een nieuw wetsvoorstel in de Kamer ingediend met betrekking tot de reorganisatie van het lager onderwijs en op 20 september 1884 werd het organiek reglement van het lager onderwijs uitgevaardigd. Op 29 september 1884 werden de bepalingen van die wet te Eindhout uitgevoerd. De officiële school werd op 5 oktober opgeheven omdat er geen aanvraag voor het behoud ervan door de inwoners was gekomen ; de vrije school werd door de gemeente aangenomen op naam van Pieter Jozef Verelst, hetgeen bekrachtigd werd bij  K.B. van 27 december 1884. De aanneming van de vrije school van Eindhout was samen met die van Dadizele één van de eerste in België die door de regering werd bekrachtigd. Dit was te danken aan de invloed van burgemeester De Marbaix die persoonlijk bevriend was met M. Thonissen, de minister van onderwijs.

De vrije school werd opnieuw ingericht in de lokalen van de vroegere gemeenteschool, het schoolcomité werd op geheven, de "steunkassen" werden uit de herbergen gehaald en opgeborgen en de maandelijkse rondgangen in het dorp werden stopgezet. 

De schoolwet van 1884 had tot gevolg dat veel onderwijzers van de officiële scholen werkloos werden. De gemeenten waren verplicht "wachtgeld" te betalen zolang de werkloosheid duurde. Corneel Van den Heuvel kreeg in 1885 een wachtwedde van 1180 fr. per jaar, hetgeen een hoog bedrag was. Sommige oud-onderwijzers, zoals Houdenaert die te Veerle werkzaam was geweest, zochten geen ander werk en bleven tot hun pensioen de wachtwedde ontvangen, hetgeen een zware last voor de gemeente betekende. In Eindhout was dit niet het geval. In september 1885 vond Van den Heuvel een baan in Lier waar hij op 19 november in een handelshuis als boekhouder in dienst trad.

In 1902 kreeg Van den Heuvel een achterstallige (symbolische) wachtwedde van 15 fr. per jaar voor de periode van 1885-1902 om zijn pensioenaanvraag in orde te maken. Op 29 oktober 1910 werd zijn ontslag door de gemeenteraad aanvaard.

Onderwijs vanaf de 19de eeuw

Menu

Onderwijs vanaf 1885