ONDERWIJS VANAF 1885

3.DE PERIODE 1885-1908.

 

Na de schoolstrijd werd de toestand inzake het onderwijs opnieuw genormaliseerd te Eindhout. De niet gediplomeerde Frans Oeyen, die winkelier, later herbergier en verzekeringsagent was, deed dienst als hulponderwijzer in de laagste klassen waar meisjes en jongens nog samen zaten. Onder leiding van Jozef Verelst haalden de Eindhoutse kinderen goede resultaten op "kantonnale prijskampen". Hiervan was al sprake in 1841. Op 27 oktober 1888 haalden zelfs drie kinderen uit Eindhout de eerste prijs. Ze werden beloond met "nuttige leer- en leesboeken".

Op 27 september 1889 werd het schoolcomité opnieuw opgericht. Het eerste punt op de agenda was de benoeming van Louis Cuypers tot hulponderwijzer. Enige dagen voordien had de minister van onderwijs een omzendbrief gestuurd naar de gemeente, waarin werd verboden het onderwijsambt te cumuleren met een ander beroep. Vermits Frans Oeyen winkelier was, moest hij ontslag nemen.

Rond de eeuwwisseling werd te Eindhout veel aandacht besteed aan volwassenenvorming. Dat gebeurde o.a. door het verstrekken van lezingen en het inrichten van een zondagsschool. Op 23 november 1899 werd de inrichting bekendgemaakt van een landbouwschool in Eindhout, tijdens de winter 1899-1900. De lessen vonden plaats in de gemeenteschool. Aan de inrichting was grote publiciteit gegeven in Eindhout zelf, maar ook in Meerhout, Geel, Veerle, Vorst en Varendonk. Het was een zondagsschool waar lessen werden gegeven aan jonge landbouwers met het oog op verbetering van landbouwtechnieken.

 

4.DE OPRICHTING VAN DE MEISJESSCHOOL (1908).

 

Al in 1867, toen Corneel Goossens op rust ging, was door de gemeenteraad de wens geopperd om een vrouwelijke hulponderwijzeres aan te stellen, die zou belast worden met het onderwijs voor alle meisjes, zodat de geslachten zouden gescheiden worden. De gemengde school lokte immers al langer kritiek uit. Want het zou volgens de geldende zedelijke normen in die tijd voor de Eindhoutse jeugd beter zijn om de twee geslachten afzonderlijk te onderwijzen. Anderzijds zou een splitsing volgens de graden de taak van de schoolmeester veel verlichten omdat de leerkrachten dan maar enkele leerjaren moesten onderrichten tegenover anders alle leerjaren samen. Daarom was er opnieuw een mannelijke ondermeester gekomen die les gaf aan de jongste kinderen zodat de klassen gemengd bleven. 

In 1908 werd die vraag naar gescheiden onderwijs opnieuw gesteld. Nu speelden andere omstandigheden mee. Hoofdonderwijzer Verelst vroeg zijn pensioen en werd vanaf 1 februari van dat jaar vervangen door Louis Cuypers in wiens plaats Lambert Raeymaeckers tijdelijk tot hulponderwijzer werd aangesteld.

Nadat de bevolking te Eindhout was gestagneerd tussen 1000 en 1100 zielen in de perioden 1855-1895, kwam er een forse demografische toename vanaf ca. 1895-1900 hetgeen zich ook spoedig uitte op de schoolbanken. Het was duidelijk dat er minstens een derde klas moest komen. Op 10 februari1908 kwam de gemeenteraad samen om tot een akkoord te komen over een nieuwe schoolregeling. Daarin werd beslist twee nieuwe lokalen te bouwen, een meisjesschool in te richten en tevens een "bewaarklas" te stichten. Op 26 maart 1908 werd beraadslaagd over de bouw van schoollokalen in het Dorp. De zusters van Huldenberg waren bereid de onderwijstaak te Eindhout uit te voeren. De grote ijveraar voor de oprichting van een meisjesschool was Jacob Helsen, pastoor van Eindhout tussen 30 oktober 1901 en 27 januari 1910.

In maart 1908 werd een bouwland van het Weldadigheidsbureel ("den armen") aangekocht voor 783 fr. Het perceel was gelegen aan de weg naar Oosterlo en had een oppervlakte van 13,05 aren. Ook een weiland van 2,85 aren, palend aan de Dorpsplaats, werd van de gemeente  voor 161 fr. door de kerkfabriek aangekocht. Nog hetzelfde jaar werd het klooster en twee schoollokalen opgericht. De gemeente verleende 3000 fr. voor de bouwkosten en de schoolmeubelen, het overige werd bijgepast door staat en provincie.

Het hoog gebouw, rechts van de"samenwerkende melkerij Sint-Lambertus" was het  "klooster" van de zusters. De klaslokalen bevonden zich aan de achterzijde van dit "klooster", waaraan later nog een bijlokaal werd gebouwd. Later werd door de zusters de melkerij aangekocht, waarna het huis werd ingericht als "boekerij".

Op 25 september 1908 werd de "vrije katholieke meisjesschool" door de gemeente aangenomen. Er werd een contract opgesteld dat bekrachtigd werd door enerzijds het schoolcomité, vertegenwoordigd door pastoor Helsen, de bestuurder van de school, verzekeringsagent en oud-onderwijzer Frans Oeyen, landbouwer Jozef Dassen, winkelier en oud-molenaar Marten Eduard Van Gool en koster Victor Goossens en anderzijds de gemeente, vertegenwoordigd door burgemeester Louis Huypens en secretaris Frans Dassen.

Het aannemingscontract bestond uit elf artikelen. Hierin werd bepaald :

Art. 1 : De gemeenteraad van Eindhout neemt aan voor een duur van tien jaar, beginnend vanaf de eerste oktober 1908,de bijzondere lagere meisjesschool van deze gemeente bestaande uit twee klassen, waarvan de laagste gemengd en de hoogste uitsluitend voor meisjes op naam van het comité.

Art. 2 : De gemeente zorgt voor de aankoop en het onderhoud van de meubelen gedurende de aannemingstermijn.

Art. 3 : De school is en blijft onderworpen gedurende de aannemingstermijn aan de voorwaarde opgesomd in artikel 19 van de wet op het lager onderwijs.

Art. 4 : Het schoolcomité behoudt het recht aan de huidige samenstelling van het onderwijzend personeel, binnen de grenzen der wetsbepaling en onder de bepaling in volgend artikel uitgedrukt, de wijzigingen toe te brengen, welke het nuttig of noodzakelijk acht. Het verbindt zich de leden van zijn personeel te vervangen die onbekwaam zullen bevonden worden doch slechts na de onderwijzeressen en de schoolopziener gehoord te hebben.

Art. 5 : Het schoolcomité mag, zonder voorafgaande toelating van de gemeenteraad, aan de huidige inrichting der school, geen verandering brengen, die gepaard zou gaan met een verhoging van uitgaven.

Art. 6 : Het college van burgemeester en schepenen heeft het recht de aangenomen school te bezoeken. De bezoeker zal zich onthouden het onderwijzend personeel opmerkingen te maken ; hij zal het meedelen aan het schoolcomité.

Art. 7 : Het onderwijzend personeel zal voor de helft gediplomeerd zijn.

Art. 8 : De gemeente betaalt jaarlijks voor de hoofdonderwijzeres 1000 fr. en voor iedere hulponderwijzeres 800 fr. De jaarwedden worden maandelijks uitbetaald tegen kwijtschrift der belanghebbende.

Art. 9 : De gemeente zal betalen aan de hoofdonderwijzeres, die de nodige aankopen moet doen :

a) voor schoolbehoeften twee frank voor ieder kind dat kosteloos is toegelaten en één frank voor handwerken van elk kosteloos toegelaten meisje, welke vergoeding uitbetaald en gerekend worden op het getal ingeschreven kosteloze leerlingen.

b) een som van 150 fr. voor verwarming en reiniging der lokalen.

Art. 10 : De schooltoelagen door de provincie en staat verleend zullen gestort worden in het bijzonder fonds van de gewone dienst van het lager onderwijs vermeld in art.7 der wet.

Art. 11 : De schoolgelden der betalende leerlingen, berekend aan vijftig centiemen per leerling en per maand zullen rechtstreeks aan de hoofdonderwijzeres betaald worden.

Gedaan en vastgesteld in dubbel te Eindhout, 26 september 1908.

De eerste (religieuze) onderwijzeressen waren Marie Nackaerts (zuster Jeanne), die les gaf aan meisjes van de tweede en derde graad (derde tot en met zesde leerjaar) ; Ludovica Van der Weeën die les gaf aan jongens en meisjes van de lagere graad (eerste en tweede leerjaar) en Constantia Aerts die de "bewaarschool" deed in de "oude" jongensschool, waar Louis Cuypers onderricht gaf aan de jongens van de tweede en derde graad.

De schoolstrijd tussen 1879-1884

Menu

Onderwijs tussen 1908-1940